18 september 2010

It's not the economy, stupid


Je hoort het wel eens beweren, door mensen die zichzelf als heel deskundig en belangrijk beschouwen, dat ‘de’ economie de basis is van alles. De mensenmaatschappij zou een soort afgeleide zijn van die economie. En het milieu zou een soort anonieme en in wezen waardeloze toeschouwer zijn, die bijna los staat van de economie, net goed genoeg om grondstoffen te leveren en een grote afvalbak te zijn. Dit is niet alleen een droevige stelling, het is vooral arrogant en gevaarlijk om zo te redeneren, voor de mens zelf, en voor de economie.

Wat voor een mensvisie schuilt er in zo’n redenering? Men gaat ervan uit dat de mens enkel maar een ‘homo economicus’ is, een berekenend wezen, dat in zowat elke situatie de rekening van winst en verlies maakt, en in elke sfeer van het leven calculerend is. Het is onmiskenbaar zo dat het onophoudelijk bombardement van de reclamemachine van onze consumptiemaatschappij ons doet geloven dat consumeren het enige doel in ons leven zou moeten zijn. Het maakt ons onrustig, leert ons dat we nooit ‘genoeg’ mogen hebben, en doet ons permanent kijken naar alle anderen: heeft die iets wat ik niet heb, heeft hij een grotere ijskast dan ik, zou ik eigenlijk toch niet ook op vakantie moeten gaan als alle anderen dat ook doen?

Maar het hoeft niet per definitie zo te zijn. Een mens is ook een sociaal wezen. Als je iemand vraagt wat er nu écht belangrijk is in het leven, dan zul je niet als antwoord krijgen: een mooie iPad (hopelijk toch niet). Mensen willen ook gewoon zorgen voor elkaar, willen mensen helpen, willen verantwoordelijkheid dragen. En als ze in die kant van zichzelf wat meer zouden gestimuleerd worden, dan zou de maatschappij er nog veel beter uit kunnen zien. Meer zelfs, uit onderzoek blijkt dat geld niet gelukkig maakt. Wie onder een bepaald materieel niveau zit, zal daar vaak wel onder lijden. Maar eens een bepaald welvaartsniveau bereikt, leidt meer geld niet tot meer geluk, vaak zelfs integendeel. En toch krijgen we van allerlei kanten permanent de boodschap dat we eigenlijk hebzuchtig moeten zijn, afgunstig, gulzig, en op onszelf gericht, want dat zou goed zijn voor ‘de’ economie. Uit diezelfde geluksonderzoeken blijkt trouwens dat geven vaak veel gelukkiger maakt dan oppotten. Door een systeem te verheerlijken waardoor we onszelf proberen te kneden tot kille, berekenende en enkel op gewin gerichte wezens doen we vooral onszelf onrecht aan.

Denken dat de economie als het ware onder al het andere ligt, en dus alles bepaalt, is bijzonder kortzichtig. In feite is de natuur de basis van alles. Alles wat er in de economische sfeer gebeurt, is in wezen de omzetting van natuur. Het is niet de mens die olie maakt, het is de aarde die die gemaakt heeft. De mens haalt die enkel uit de grond. Misschien heeft de mens de technologie bedacht die nodig is om een gsm te laten werken, maar alle grondstoffen die nodig zijn om het ding te maken, komen op een of andere manier uit de natuur.

De mens heeft in al die eeuwen goed zijn of haar best gedaan om zichzelf wijs te maken dat de natuur de ‘andere’ is. Een andere die we kunnen negeren. Een andere die we kunnen gebruiken zoals het ons uitkomt, en die zich zou moeten schikken naar onze verlangens. Die redenering kan erg gevaarlijk zijn. Het economisch probleem is bij wijze van spreken niet dat er niet genoeg vissersboten zouden zijn om de vis te vangen, maar wel dat de zee uitgeput is. Daardoor kunnen mensen die dat willen geen vis meer eten, kunnen vissers niet meer overleven, en dreigt het ecosysteem van de zee in elkaar te stuiken, wat catastrofale gevolgen kan hebben. De zee is het kapitaal, en de vis die we eruit halen zou enkel de rente mogen zijn. Een economie die rechtstreeks het kapitaal opsoupeert, kan in het beste geval enkel als een zeer oneconomische economie omschreven worden.

Blijkbaar luisteren sommige mensen alleen maar als alle dingen in economische of monetaire termen worden uitgedrukt. Sinds een aantal jaar wordt er nu onderzoek gedaan naar de zogenaamde ‘ecosysteemdiensten’. Dat is een manier om naar de natuur te kijken, waarbij de ‘diensten’ die de natuur aan de mens levert worden uitgedrukt in geldelijke waarde. Je kunt je heel wat fundamentele vragen stellen bij deze manier van naar de natuur kijken, maar er zijn wel degelijk voordelen. Door deze methode kun je bv. gewoon berekenen dat het voor bepaalde steden veel goedkoper is om gezonde vochtige gebieden rondom te hebben die het water op natuurlijke wijze zuiveren dan om dure waterzuiveringsinstallaties te bouwen. Je kunt berekenen dat een rivier die meandert veel meer oplevert voor de maatschappij dan een rechtgetrokken alternatief, waarna er erg veel geld moet gestoken worden in infrastructuur om de mens tegen het water te beschermen. Je kunt berekenen dat het bewaren van de mangroves veel meer oplevert voor de mensen in kwetsbare gebieden nabij de zee dan het snelle geld dat er verdiend werd door ze te verwijderen.

Biodiversiteit wordt wel eens lacherig bekeken, alsof het iets ‘softs’ zou zijn. Niets is minder waar. Biodiversiteit maakt de veerkracht uit van het hele systeem. Als je gezond leeft en eet, dan kan je lichaam best wat aan. Als je heel eenzijdig leeft, dan ben je erg kwetsbaar. Met de natuur is het niet anders, en we zijn in wezen een deel van die natuur, dus kunnen we beter die veerkracht respecteren en versterken. Velen hebben het cynisch en neerbuigend over de ‘bloemetjes en de bijtjes’. Dat zou iets zijn voor naïeve en wereldvreemde halvegaren, die niets weten van de ‘echte’ economie. Het tegendeel is waar. Een zeer groot deel van onze voedselvoorziening, en dus ook van de hele voedingsindustrie is direct afhankelijk van de bestuiving die wordt uitgevoerd door die kleine bijen, die velen alleen maar als ‘vervelend’ beschouwen. Het gaat op veel plaatsen op de wereld momenteel erg slecht met de bijenpopulaties, en dat bedreigt de mens rechtstreeks. Sommigen zullen wel weer in de verleiding komen om ook daarvoor allerlei ingewikkelde menselijke technologieën te gaan bedenken. (Zoals er ook nog altijd mensen van overtuigd zijn dat we nog meer moeten investeren in een milieuvernietigende economie omdat we zo met het geld daarvan het milieu zouden kunnen herstellen...) De meest veilige, slimme, goedkope, en dus meest economische oplossing, is ervoor te zorgen dat de bijenpopulaties zich overal terug kunnen herstellen.

Ten slotte is het niet zo dat er iets zou bestaan als ‘de’ economie. Er zijn verschillende soorten economie. Een economie die alleen maar probeert meer vissersboten te bouwen, om steeds verder, en steeds dieper te vissen, ervan uitgaande dat de mens recht zou hebben op steeds meer vis, ongeacht de kwetsbaarheid van het ecosysteem, is een heel erg domme en kortzichtige economie. Zo’n economie probeert om zo snel mogelijk zoveel mogelijk kapitaal te vernietigen, om zo de hebzucht te voeden van een kleine minderheid. Een economie die het vissen inpast in het tempo waarin de zee de visbestanden kan doen regenereren, die investeert in het herstel van kwetsbare visbestanden, die kiest voor vistechnieken die geen schade aanrichten, is een bijzonder slimme en toekomstgerichte economie. Een economie die kiest voor steeds meer, is de kortste weg naar armoede voor iedereen. Een economie die luistert naar de grenzen van de natuur, en die kiest voor het genoeg, zal uiteindelijk veel dichter komen bij de wonderbaarlijke visvangst: we zullen immers kunnen blijven vissen. Zo’n economie is in het geheel niet stupid.

Geen opmerkingen: