20 november 2011

Zorgen

‘Zit je goed?’
‘Ja hoor, gaat wel.’
‘Heb je weer pijn?’
‘Ja, altijd een beetje. Dat is niet zo erg.’
‘Dat zeg je altijd.’
‘Laat maar zijn, het is gewoon zo. En het zal niet veranderen.’
‘Je kijkt een beetje verdrietig, is er iets?’
‘Nee, niet echt. Of ja, misschien wel. Er cirkelen veel verhalen door mijn hoofd, en ik kan er niet zoveel over vertellen.’
‘Waarom niet?’
‘Weet je, aan de ene kant zou ik veel willen vertellen. Het zijn verhalen waarvan ik vind dat jij ze mag horen. En tegelijk weet ik dat het nu niet het moment is. Het zou niet goed zijn.’
‘Weet je dat zeker?’
‘Ja, ik denk het wel.’
‘Als jij het zegt, dan is het goed voor mij.’
‘Dat is lief. Ben jij ook verdrietig?’
‘Nee, ik maak me een beetje zorgen om jou.’
‘Dat hoeft niet. Heb jij dat soms ook? Dat je iets heel erg wilt voor een ander, en dat je toch niets kunt doen?’
‘Ja, dat ken ik. Moeilijk.’
‘Soms kan ik me zo moeilijk neerleggen bij de dingen. En toch moet je dat leren waarschijnlijk.’
‘Is dat zo? Ik weet het niet.’
‘Het was heel stil hier vandaag, voor jij kwam. Alsof het dagen geleden was. Het was alsof het verdriet gewacht had op zo’n moment.’
‘En wou je dan toch dat ik kwam?’
‘Ja, heel erg zelfs. Het is iets dat hoort bij deze dag van de week, denk ik.’
‘Ik zag het toen ik binnenkwam. Je leek zo blij toen je me zag.’
‘Ik was ook een beetje verlegen. Je was er ineens zo helemaal.’
‘Was je me al vergeten dan?’
‘Nee hoor.’
‘Ben jij soms ook bang dat je in je hoofd zult vergeten hoe de mensen waar je het meest van houdt eruit zien? Dat ze ineens voor je staan, en dat je niet zeker bent dat zij het zijn.’
‘Ja, soms wel.’
‘Uiteindelijk herken je iemand altijd wel. Maar soms lijkt het alsof je jezelf heel even, een klein moment, moet overtuigen dat die ander die voor je staat diegene is waarvan je hoopt dat die voor je staat.’
‘Ja, dat is me ook al overkomen. Maar misschien is het wel normaal. Misschien veranderen we allemaal, elke dag. Misschien hebben we allemaal honderd gezichten.’
‘Maar dat betekent dan ook dat je de verandering moet onthouden. Zoals het bewegende water van een rivier. Of zoals het licht op de zee. Je weet wel dat het de zee is. En je weet dat je elke dag op exact hetzelfde plekje gaat staan om te kijken, en toch is het licht elke dag verschillend.’
‘In het kijken moet je altijd een beetje blind vertrouwen, of zoiets.’
‘Dat heb je weer mooi gezegd. Ben je nog altijd verdrietig?’
‘Ja, een beetje nog. Maar het ebt wel weg.’
‘Kom even hier bij me zitten, dat helpt misschien ook wel.’
‘Denk je?’
‘Ik weet het.’
‘Maar misschien scheur ik wel open dan, zoals de aardkorst of zo.’
‘Tja, in dat geval gaan we wel vieze vlekken maken op je mooie bank.’
‘Je denkt dat ik het dus kan proberen?’
‘Ja natuurlijk. Wie weet ben ik trouwens wel diegene die openscheurt. Heb je daar al rekening mee gehouden?’
‘In dat geval ga ik je wiegen. Je bent daar wel een beetje te groot voor, maar dan doen we maar alsof.’
‘Dus…’
‘Goed, hier kom ik.’
‘En?’
‘Ja, toch wel lekker. Een beetje toch.’
‘Een beetje, inderdaad. Zucht.’
‘Ik zei je toch dat je veel geduld met me moest hebben.’
‘Je bent heel grappig, ik zou het niet anders willen.’
‘Dan is het goed.’

1 opmerking:

Tricky zei

zo mooi weer...