18 december 2011

Het bad

‘Dat was een warm bad.’
‘Ja, zeg dat wel. Ben je nu helemaal opgewarmd? Vanbinnen ook?’
‘Ik denk het wel.’
‘Ga je nu nooit meer afkoelen?’
‘Toch niet het eerste uur denk ik.’
‘Ik zal voor straks nog enkele dingen achter de hand houden, in het kader van het opwarmplan.’
‘Het opwarmplan? Ga je me in de microgolf zetten dan misschien?’
‘Nee, dat kan niet. Ik heb geen microgolf. Het zal geheel en al op analoge wijze geschieden.’
‘Op die manier, dat klinkt alleszins al goed.’
‘Je zit daar helemaal te gloeien, mooi om te zien.’
‘Heb jij het dan nooit koud?’
‘Toch wel. En zodra mijn rug koud heeft, kan het soms uren duren eer ik weer warm ben. En soms als ik onrustig ben, dan worden mijn handen en voeten ook koud.’
‘Ga je nog verder vertellen over die ene nacht?’
‘Als je dat wilt. Het was raar om nog te gaan slapen na wat er gebeurd was. Het was alsof we tot aan de grens geweest waren. En mijn woorden waren op. Dat was me nog nooit overkomen. En ik probeerde iets te zeggen als: laat alles nu maar, geen vragen meer, geen twijfels meer, niet meer voor nu. En dan heb ik toch nog geslapen. Een lege slaap, ken je dat?’
‘Ja, dat ken ik. Het raakt je nog altijd, ik zie het.’
‘Ja, dat zal wel altijd zo blijven. Maar dat is niet zo erg. Nu is het nu, en nu zijn we hier.’
‘Ze zeggen altijd dat je dat moet kunnen, alleen in het nu zijn. Kun jij dat?’
‘Ik zou het wel willen kunnen. Soms toch, om te beginnen.’
‘Kunnen we nu niet doen alsof er alleen maar nu is?’
‘Ja, dat gaan we doen. Het doet me denken aan dat liedje waarin de man aan de vrouw vraagt om met hem te dansen. Hij zegt: we kennen elkaar wel niet, maar kunnen we niet doen alsof we om elkaar geven, zolang de band speelt?’
‘Dat moet je me nog eens laten horen. En ja, ik wil graag met je dansen vanavond.’
‘De band speelt wel heel lang vanavond, wist je dat?’
‘Ik wist het niet, maar ik hoopte het.’
‘Misschien wordt het buiten wel zo koud dat je nooit meer weg kunt van hier.’
‘Dan blijft het altijd nu, tot in de eeuwigheid.’
‘Minstens. Zouden we wel genoeg verhalen hebben om het hier een eeuwigheid uit te houden?’
‘Bijna wel. En op een bepaald moment kun je gewoon opnieuw beginnen. Oude mensen doen dat ook, dan mogen wij dat toch ook?’
‘Misschien ligt het aan het bad, maar voor de eerste keer deze week voel ik mijn rug niet. Je mag trots zijn.’
‘Ja ja, alsof het aan mij zou liggen.’
‘Dat kunnen we toch ook afspreken als we nu toch in het nu zijn, dat alle goede dingen alleen aan ons liggen, hier en nu.’
‘Het is al goed, straks geloven we het nog.’
‘Heb je het boek nu uitgelezen dat ik je gaf?’
‘Nee, nog niet, ik durf niet.’
‘Waarom niet?’
‘Ik weet het niet, maar ik heb een vermoeden van wat er gaat gebeuren. En dat maakt me bang.’
‘En als ik naast je blijf zitten terwijl je leest? Dan kan er toch niets gebeuren?’
‘Omdat je een veilige man bent, is het dat?’
‘Wie weet. Ik kan alleszins doen alsof, zolang het duurt.’
‘Dat lijkt me wel een goed plan. Maar daarna moet je wel terug gevaarlijk worden.’
‘Gevaarlijk? Ik? Heb je me al eens bekeken?’
‘Ja, ik heb je al eens bekeken. Heel goed zelfs.’
‘Gevaarlijk dus. Ik zal er eens over nadenken.’
‘Als we alleen maar in het nu leven, moet je die uitspraak wel loslaten. Het is jouw vluchtheuvel voor alles: ik zal er nog eens over nadenken. Dat kan dan niet meer natuurlijk, dat besef je toch wel.’
‘Nu je het zegt. Gewoon gevaarlijk dus. Een klein beetje, om te beginnen, mag dat ook?’
‘Voor één keer.’
‘Je bent streng vandaag. Heb je daar ook op geoefend?’
‘Ja, de hele week al.’
‘En, heb je het nog altijd warm?’
‘Ja, toch nog wel.’
‘Zie je wel.’

Geen opmerkingen: