01 februari 2015

Oude mannen

Je vroeg het je nog af, in de trein terug op weg naar huis, na het congres. Of beter, het was een herinnering, je wist het weer. Hoe het was toen je jong was (of beter: nog veel jonger), het beeld dat je had van wie je wilde worden. (Je bent telkens weer verbaasd als je jonge mensen met grote souplesse hoort spreken over hun ambities. Het is een woord dat je nog steeds niet begrijpt, maar dat zal wel aan jou liggen.) Wie je wilde worden, dat wist je eigenlijk helemaal niet. (Misschien wel nog steeds niet, gelukkig.) Maar er was wel zo’n beeld: als ik nu heel erg veel probeer te lezen, en heel erg veel probeer na te denken, een aantal jaar, zou er dan ooit een moment komen waarop ik het gevoel heb dat ik de dingen begrijp en dat ik een enigszins originele gedachte zal hebben? Dat leek al een heel dapper beeld, al behoorlijk hoog gegrepen voor één leven. Het beeld kwam terug. En je keek naar jezelf, in het raam, met de nacht daar buiten aan de andere kant. Soms. Soms heb je een klein beetje het gevoel dat je het nadert, dat moment. Misschien is het wel tijd om een nieuw beeld toe te laten: als ik nu de volgende vijftig jaar nog heel erg veel probeer te lezen, en heel erg veel probeer na te denken, zou ik dan die soms in een af en toe kunnen veranderen? Wat een mooi vooruitzicht.

Je luistert naar de nieuwe plaat van de oude zanger. Je had bijna gezegd: van je oude vriend, de zanger. Maar dat zou veel te veel eer zijn. Je had al stukjes gehoord van de plaat van Bob. Maar nu je alles na elkaar hoort, zit je met open mond te luisteren. Je bent er zo dicht bij dat je de instrumenten bijna zou kunnen aanraken, zo voelt het. Een ijle schoonheid. Dat zijn de woorden die naar je komen. Breekbaar en intens. De stramme man klinkt leniger dan je verwachtte, de oude man beweegt jonger dan je had vermoed. En toch voel je ook de hele tijd: hij is in zijn tijd. Alles wat eraan voorafging, al die jaren, ze waren nodig. Je leest een interview, waarin hij het uitlegt. Hoe die muziek van Sinatra een berg is die hij ooit wilde beklimmen, wetend dat het niet zou lukken. Maar dat hij het toch moest proberen. En je denkt: ik zou hem graag een hand gaan geven, en dankjewel zeggen. Misschien hebben sommige dingen een reden. Hij verjaart op dezelfde dag als je vader. Hij is nu al ouder dan je vader geworden is.

Een van de mooiste dingen van al die jaren, dat je zoveel mocht leren van anderen. Je hebt het altijd graag gedaan. Kijken naar anderen, en je volzuigen met wat je ziet. Hoe ze de dingen aanpakken, hoe ze iets formuleren, hoe ze verwijzen naar die of die auteur, en vooral hoe ze die dingen die ze gelezen hebben een plaats gaven in hun denken, hoe ze met hun handen werken, hoe ze luisteren naar andere mensen, hoe ze twijfelen, hoe ze denken, wat ze weten, en al die dingen. Dat je mocht leren van hen, wat een voorrecht. Het valt je soms op bij sommige jonge mensen, dat het voor hen zo anders is: ik wil alles, en ik wil het nu, hier, onmiddellijk, want ik heb er recht op. Leren gaat traag, denk je. Je hebt je altijd een amateur gevoeld, maar dat is niet zo erg. Zo kun je nog veel blijven leren. Je denkt eraan, terwijl je in een conferentie zit. Daar, een eindje verder, zie je een goede vriend. Ooit werkte je voor hem, je hebt zoveel van hem geleerd, het waren mooie jaren. Hij is een goede vriend geworden. Hij wuift even. Enkele uren later, terwijl je staat aan te schuiven aan het onthaal van het congres, belt hij je nog even op. Een mooi moment.

Iemand zegt je: jouw stukjes doen me glimlachen. Het maakt je zo gelukkig. Je vertelt het haar. Dat je dat soms denkt, in je overmoedige momenten, terwijl je zit te schrijven: misschien zorgen mijn woorden er wel voor dat iemand gaat glimlachen? (Als ze dit leest, zal ze weten waar het was toen je het zei, wie er nog in de buurt was, hoe het licht was daar.) Ook dat is een mooie gedachte, dat iemand door je woorden heen probeert te kijken en zich afvraagt hoe het was, daar, nog voor die woorden. Je denkt aan de mensen die wonen in je stukjes. Ze weten het misschien niet altijd. En dat is niet zo erg. Jij weet het. En jij kunt het ook zien.

Je vraagt het je soms af, welke oude man je zou willen worden. Oud is dus aan de andere kant van de volgende vijftig jaar, of zoiets. (Een van de vele dingen die je geleerd hebt van de dierbare vrouwen die zomaar in je leven zijn, dat je dus nog zo’n vijftig jaar verder moet denken, als uitgangspunt.) Je denkt aan je grootvader. Hij werd bijna vijftien jaar ouder dan je vader. Aan welke kant van die twee lijnen zul jij eindigen? Dat zullen we wel zien, zeg je tegen jezelf. Of het niet stilaan tijd wordt om een ambitie te hebben? (Het woord klinkt nog altijd even beangstigend…) Een vijftigjaarvoornemen dan maar: nog heel veel leren om nog beter te weten hoe je andere mensen bij een glimlach kunt brengen. Nog steeds behoorlijk hoog gegrepen voor een eeuwige amateur. Maar misschien net daarom wel een fijne gedachte.

Geen opmerkingen: