15 juli 2016

Buiig verdriet

Zoveel verdriet.

Sprakeloos en verbijsterd.

En ergens kwaad. Op iets. Al weet je niet wat dat iets zou kunnen zijn.

En stil, heel stil.

Veel schroom.

En je denkt, weer, zoals die andere keren: kunnen we alsjeblieft even zwijgen?

(En je hoort al iemand roepen ergens dat we vooral niet moeten zwijgen. En je bent te moe om het uit te leggen, denk je.)

Je probeert. Zwijgen. Niet noodzakelijk als zwijgen. Maar wel een zwijgen dat het hoofd buigt. Deemoedig. Met respect. En de stilte laat, voor wie geraakt is.

Je zult het nooit begrijpen, denk je. Al die mensen die binnen enkele uren na de feiten al hun analyses en verklaringen klaar hebben.

(Je denkt: het is alsof ik dit stukje al eens eerder geschreven heb.)

Die snelle woorden, die net iets te groot zijn, ze lijken een vorm van toe-eigening. Iets als een soort gebruik.

(En je hoort iemand roepen dat we radeloos zijn, dat we niet meer weten wat we moeten zeggen of denken, en dat we nood hebben aan woorden die ons heel even iets van een houvast geven, even het gevoel dat we verder zullen kunnen gaan. En je begrijpt het best. En toch, denk je.)

Kunnen we niet heel even gewoon radeloos zijn? Kunnen we niet heel het niet meer weten?

Kunnen we niet heel even aan al die dappere mensen de tijd geven om te proberen gebroken lichamen te helen, waar dat nog kan? Kunnen we niet heel even aan papa’s en mama’s, broers en zussen, vrienden en geliefden, en alle categorieën die er nog zijn, de kans geven om omringd te zijn door een warme stilte die alleen van hen is?

(Misschien is je eigen reactie gewoon een andere vorm van emotionaliteit. Zou kunnen. Het geeft niet.)

En laat de verhelderende woorden morgen maar komen, heel voorzichting. Niet al te roepend, als het even zou kunnen.

(Je woorden twijfelen. Misschien is dat ook een vorm van stilte.)

Misschien is het ook het discussiëren. Mensen die nog allerlei waarheden in de discussie willen brengen, en die hevig reageren op anderen. Niet dat wat ze zeggen zo zinloos is altijd, vaak integendeel. Maar je denkt: lieve mensen, kunnen we met die woorden niet gewoon even wachten? Even wachten tot alle mensen die geraakt zijn een verband hebben gekregen, tot er iemand is gekomen die hun hand vasthoudt.

Je weet het eigenlijk niet zo goed. (Allerlei gedachten jagen heen en weer door je hoofd.) (Misschien is dat niet zo erg, dat niet weten.)

(Het is trouwens niet de eerste keer deze week dat je dat denkt: zoveel verdriet.)

(En tussendoor denk je ook: ik moet haar iets zeggen, maar dat mag nu waarschijnlijk niet meer.)

Als iets zo onbegrijpelijk is, is het misschien goed om het even niet te begrijpen. Heel even nog geen antwoorden. Misschien helpt dat wel om later een beter antwoord te hebben, of zoiets. (Het heeft ook iets te maken met hard, denk je. Iets gebeurt dat hard is, heel hard. En als er dan te snel antwoorden komen die hard klinken, alsof dat zou moeten, dan lijkt het op een of andere manier of we hetzelfde doen. En om een of andere reden klopt dat niet.) De man die vertelt hoe hij bij iemand bleef, en zei dat het goed zou komen, en dat ze daarna stierf. En hoe hij het daarna aan haar ouders probeerde uit te leggen. En je denkt iets als: laat die stille antwoorden hun plaats vandaag, smoor ze niet met je grote antwoorden, niet vandaag. Of zoiets.

(Zijn deze woorden zacht genoeg, vraag je je af? Misschien worden ze alleen maar heel zachtjes gelezen. Zoals je met je vingertoppen de bladzijde van een boek eerst moet aanraken voor je die bladzijde mag lezen.)

Zoveel verdriet.

De mevrouw op de radio zegt dat er zondag mogelijk buiige regen zou kunnen zijn. Dat klinkt een beetje als: relatief nat water. Het zou natuurlijk kunnen, dat het ene water je natter maakt dan het andere.

1 opmerking:

http://uvi.skynetblogs.be/ zei



Dag Jan,

ik weet het niet (meer)
en vluchten kan niet (meer)

zal ik hier dan maar een beetje verdrietig zijn...