09 november 2018

Voor de stilte

Tijd voor de cellosuites, denk je.

Een intense week. En ook nog andere dingen.

Je kijkt naar de golven. Je denkt aan de zee. Je bent zee.

Je moet denken aan dingen die je zwaar vallen. Ze leren je iets over wat diep verankerd zit, in jouw zee waarschijnlijk. Eigenlijk is dat wel een mooie gedachte.

Je hoofd is hier, je ziet de dingen flitsen in je hoofd. En je bent ook daar, waar je naartoe gaat, door de zee.

Er zijn belangrijke verjaardagen. Iemand wordt een grote meid. Iemand wordt even oud als jij nu bent (en vanaf nu mag je haar daaraan herinneren, officieel, dus).

Het kaartje voor de grote meid moet op tijd op de bus. Al zal het waarschijnlijk veel later aankomen, maar de intentie was op tijd. Omdat jij zelf pas een dag te laat kunt gaan.

Een belangrijke dag. Je kijkt naar alle bewegingen. Flitsen in je hoofd. Iets met verdriet, ook wel. Gelukkig is je maatje altijd bij je. Deze avond is voor hem, dat had je aan jezelf beloofd. Je zou willen dat hij trots is.

Je zou hem iets willen vragen over moed.

Je denkt aan Mozes. Waar komt die ineens vandaan?

Je handen zijn een beetje koud. Zou een boterham met choco na middernacht nog helpen?

Een nacht waarin het lichaam zich nog niet wil neerleggen. (Met ergens ook nog tranen onderweg.)

(Je denkt aan iets dat zal komen, binnen een aantal dagen. Waardoor de zee in je lichaam weer zal bewegen.)

Een andere dag. Je bent een beetje hier, en ook al daar. Misschien is dat wel goed.

Je zoekt het cadeau voor de grote meid. Je aarzelt, zoals steeds, en weet dat je moet wachten tot iets zich aandient. Ineens zie je het, of ziet het boek jou, dat kan ook.

Je zegt aan de buschauffeur welke halte je moet hebben. Hij zegt dat hij geen haltes kent. (Een moment van lichte verwarring in je hoofd.) Je zegt dat je het wel zult zien, waar het is. (Hoop je.)

Eigenlijk zijn de twee tot een tijd geleden kleine meisjes allebei groot geworden, stel je vast. Ze ontroeren je diep. Maar je komt natuurlijk toch ook een beetje in het bijzonder voor de jarige grote meid, die nu echt geen klein meisje meer is. Ze is blij met het boek, zie je. Het plechtige moment van de grap is aangebroken. Jullie gaan samen aan de tafel zitten, waar de grap officieel wordt verteld. Ze begrijpt hem helemaal. Alsof het zo moest zijn van de kosmos. Je komt daarna nog alles te weten over de echte wereldproblemen, waardoor je nog iets meer begrijpt van de golven.

(Later slik je de tranen weg. Iets met ontroering.)

Je krijgt ook nog een schattig papiertje met daarop de naam van een boek dat graag zou gekregen worden door het andere grote meisje. Je houdt wel van dit soort heldere communicatie.

De bushalte voor de weg terug bevindt zich op een enigszins akelige plek waar voorbij razende auto’s zomaar je tenen zouden kunnen meenemen.

Het dekentje thuis warmt je op.

Een andere dag.

De meneer van de griepspuit is zoals elk jaar bijzonder hoffelijk. (Hij heeft ook het ambtenarenkeurmerk, ongetwijfeld.)

Tijdens de persconferentie zorg je voor de blikken, zo stel je vast.

(Je bent eigenlijk wel een beetje trots, besef je als je later weer naar huis loopt.)

Je had gewacht tot die ochtend op een onderwerp voor een stukje dat je moet schrijven, zoals elke maand. Het onderwerp komt uiteindelijk altijd naar je toe, soms pas op het laatste nippertje.

Iets over moed, dus. (Je begint er met enige angst aan, je weet niet goed waar de woorden je naartoe zullen leiden. Nadien denk je dat het misschien wel goed is dat sommige dingen geschreven zijn, of zoiets.)

En de volgende dag ga je naar iets van de stilte. (In dit geval na de storm.)

En dan moeten al die andere dingen nog komen.

Geen opmerkingen: