29 juni 2019

Ophelia

Ik zag haar voor het eerst terwijl ik stond te wachten om de bioscoopzaal binnen te gaan. Ze lachte een beetje verlegen naar me. Ik vroeg me af of ik haar kende, en zo ja, van waar. Ik deed verder niets. Misschien verwarde ze me met iemand anders of zo. De deur van de zaal ging open. Ik zocht een goed plekje en genoot intens van de film. Alhoewel. Genieten is misschien niet het juiste woord. Genieten is sowieso een ingewikkeld woord. Als de film je heel diep ontroert, is genieten dan het juiste woord? De kleuren. De tragiek in het verhaal. De acteurs, die mooier geworden waren met het ouder worden. De film had iets in me geraakt. Soms is het alsof we allemaal ergens diep in ons lichaam verhalen hebben, die wachten om aangeraakt te worden.

Ik blijf altijd zitten tot na de aftiteling. Het is een beetje raar, hoe sommige mensen zo snel mogelijk weg willen. Zoals het ook raar is dat sommige mensen te laat binnenkomen. Ik wacht steeds tot na de laatste woorden op het scherm, en ga dan een beetje in mezelf geplooid naar buiten. Daar stond ze me op te wachten. Ophelia. Dat was haar naam.

Ze kwam naar me toe en vroeg of ze me iets mocht vragen.

“U kent mij niet, maar ik ken u wel. Of toch een klein beetje. Ik lees u wel eens.”

Door die woorden voelde ik me enigszins transparant. Alsof de wind zo door me heen kon, terwijl ik na die film net een soort verlangen had naar iets om me in te hullen.

Ik stelde voor dat we samen een stukje door de stad zouden lopen. Tot waar nodig voor het verhaal.

Ze vertelde me dat ze soms stukjes van mij las, en dat het dan was alsof ze op een bepaalde manier ineens wist waar ze thuis kon zijn. Ze vroeg zich af waar mijn woorden vandaan komen.

“Woorden zijn ingewikkeld. Verlangen is ingewikkeld. Als kind had ik een groot verlangen naar woorden. Maar ze waren verboden terrein. Mijn moeder werd altijd kwaad als ze me zag lezen. Als ik wou schrijven zei ik altijd dat ik met mijn huiswerk bezig was. Ze vertrouwde dat niet helemaal, begreep niet waarom ik altijd zoveel huiswerk had. Soms trok ze mijn blad weg, om te kijken wat erop stond. Als ik zogenaamd een opstel moest maken, bleef het blad vaak leeg. Ik wou zo graag de woorden zien verschijnen, maar het ging niet. Niet als zij er was. En ook als ze er niet was, leek het vaak alsof ze er wel was, alsof ze in mijn oor fluisterde dat woorden van de duivel zijn, of van een man, wat volgens haar hetzelfde was.”

Het was een rustige avond in de stad. Om een of andere reden spraken de mensen met zachte stemmen. Misschien lag het aan de geur van die avond. Misschien aan die dubbele regenboog van een dag eerder.

“Nu gaat het beter, stilaan. Maar vaak was ik bang. Bang van een boekhandel, bang van een bibliotheek. Alles wat ik wilde was daar, besefte ik later. Het duurt soms lang eer je begrijpt wat je angst is. Eerst denk je dat je angst bent, daarna zie je dat je angst hebt. Uiteindelijk kun je ernaar kijken. Ik weet niet, of nog niet, of de pijn ooit over zal gaan, maar kijken lukt al. Ik kan dat aan mijn vriend niet uitleggen. Voor hem zijn veel dingen vanzelfsprekend. Dat is vaak ook wel fijn voor mij. De rust waarmee hij kan liggen slapen, alsof alles goed is in de wereld, alsof hij zich helemaal veilig voelt. Ik kan er naar blijven kijken. En het maakt me soms rustig, een beetje toch. Hij vindt ook zijn verlangens vanzelfsprekend. Maar woorden zijn daar niet bij. Misschien denkt hij dat het gewoon dingen zijn. Zeker niet iets dat pijn kan doen.”

Ze was nog jong. Ze leek in haar bewegingen soms op een klein meisje, aarzelend, en twijfelend tussen houdingen. Er was een sierlijkheid die op haar wachtte in haar lichaam. Maar hoe ze vertelde, wat die woorden met haar ogen deden, dat was van een andere leeftijd. Sommige mensen vallen tussen twee leeftijden, zoals anderen tussen twee stoelen. Haar verhaal raakte me erg. Maar op een rustige manier. Ik zag haar verhaal voor me, terwijl ze vertelde. Het was niet raar. Het was triest, en mooi. Ik vond het bijzonder dat ze zich blijkbaar veilig genoeg voelde om het te vertellen. Ze wou het gewoon vertellen, ze wou niets van me, zo voelde het toch.

“Ik denk dat velen mij een beetje raar zullen vinden. Ik haper een beetje. Maar mijn vriend geeft me nooit dat gevoel. Hij is bijna altijd goed gezind. Hij laat me gewoon zijn. Het voelt als een voorrecht aan, dat hij zomaar in mijn leven is, dat hij mij heeft gekozen. Het is rustig. Maar nog niet altijd in mijn lichaam. Soms zou ik dat stuk met hem willen kunnen delen. Al ben ik er ook wel een beetje bang voor dat hij zou schrikken van wat hij dan zou zien. Het is raar, ik ken u alleen maar van dat ik u gelezen heb. Maar het voelt alsof het helemaal normaal is wat ik nu vertel, alsof ik het normaal kan vinden. Dat dacht ik soms, bij het lezen van uw stukjes, dat het zo zou zijn, en zo is het ook. Ik weet niet waar uw woorden vandaan komen, maar het is alsof ze dingen gezien hebben, alsof ze op de plek geweest zijn waarvan ik weet dat ze bestaat. Alhoewel. Weten is een ingewikkeld woord. Soms zeg ik tegen mezelf dat ik mag geloven dat die plek bestaat. Dat lijkt me al heel dapper. Maar ik wou dus aan u vragen waar die woorden vandaan komen.”

Soms stellen mensen de moeilijkste vraag. Ik vertelde haar dat ik ooit een boekje schreef voor een van de kinderen van mijn zus. In dat boek is er een meisje dat verlangt naar woorden. De woorden komen niet zomaar. Het is alsof ze bewegen in haar armen en haar buik. Ze voelt die beweging, maar er is nog te veel angst. Maar ik antwoordde dus dat ik denk dat de woorden in je armen zitten. Ik vroeg haar of ik haar armen mocht zien. Ze werd ineens heel gespannen. Ze wachtte even, ademde sneller, en liet me toen haar armen zien. Ze schoof de mouwen van haar truitje omhoog. En daar zag ik de krassen. Littekens trekken zich een beetje terug in je huid, maar ze verdwijnen niet.

“Ze zijn van vroeger, niet van nu. Ik schaam me er niet meer zo erg voor. Ze horen gewoon bij me, zoals die rare pink die ik heb, of die lange tenen. Soms droom ik dat ik gewoon kan drijven op het water en dat alles weg is. Maar het is wel goed allemaal. Soms heb ik ineens veel pijn in mijn armen, en dan weet ik niet waar dat vandaan komt, zo ineens, op dat moment. Maar als het waar is dat de woorden in je armen zitten, zoals u net zei, dan zou dat er misschien wel iets mee te maken kunnen hebben. Het klopt misschien wel. Vaak heb ik het gevoel dat ik honger heb in mijn hoofd, maar ik heb nooit de indruk gehad dat de woorden daar ook wonen. Misschien wisten mijn armen het al, en weet ik het nu helemaal.”

Ze keek me aan met die oude ogen die ineens zachter leken. Ik zag een voorzichtige traan. Het was alsof ze iets wilde doen, maar haar lichaam haperde. Haar hand kwam in de richting van mijn hoofd, maar week af. Ze raakte heel zachtjes mijn arm aan, glimlachte en ging van me weg.

Het was goed zo. Misschien hadden verhalen elkaar aangeraakt. Misschien maak je dat maar soms mee.

In de verte begon het bijna donker te worden.

Geen opmerkingen: