22 februari 2020

Iets met de sax

Of je ook zou kunnen komen. Voor het openbaar examen. Van de grote meid en haar sax.

Oeps. Het is diezelfde dag nog.

Je had allerlei plannen, je zou bezoek krijgen. Maar het is wel te herschikken, je wilt er erg graag bij zijn, en je weet dat ze het graag zou hebben.

Je zegt haar dat je zult komen.

Nog snel eerst de laatste boodschappen doen. Met nog een merkwaardig scheermesjesmoment met veel convivialiteit aan de kassa. (En uiteindelijk een forse korting. Laat dat haar maar groeien.) En natuurlijk de mattentaartjes die je mee zult nemen. De mattentaartjesmeneer zegt iets over de wind, die wel niet weg zal gaan.

Met de fiets of met de bus? Toch maar met de bus. Het is best wel een eindje. Die steenweg is niet hyperleuk. En er is wel veel wind.

De busmeneer zal je zeggen welke halte je moet nemen. Het verhaal dat de steenweg vertelt heeft iets desolaats. Soms zie je niet-plekken, zonder verlangen.

Je bent een half uur te vroeg aan de zaal. Je kijkt naar de bewegingen, oriënteert je. Daar woont ze.

Er lijken precies weinig mensen te komen. Zou er iets mis zijn? Je wilt net bellen, een berichtje. Je had langs de achterzijde moeten komen. De stoel wacht op jou.

Je ziet de ogen van haar mama, die je op komt halen. (Hier wilde je zijn, weet je.)

In de gang hoor je in allerlei kamers allerlei geluiden. De muziek leeft.

Je zit naast haar zus en haar mama op de eerste rij. Een muntje voor de zus, belangrijk. Je bent blij hen te zien. (Je zou zoveel willen vragen en vertellen.)

(Je bent nu al ontroerd, denk je, en het moet nog beginnen.)

Op een rijtje komen ze binnen. Niet echt onopvallend zwaai je, ze lacht.

De saxofoonmevrouw vertelt hoe alles zal verlopen. Het is een toonmoment, en voor sommigen dus ook een openbaar examen. (Helemaal goed begrijpen doe je het niet, maar dat geeft waarschijnlijk niet.)

(Je herkent het okergeel.)

Ze staat vooraan, met de saxofoon. De pianomeneer zal haar begeleiden. (Ze is zo groot, denk je weer.) Even zoeken ze elkaar, halverwege het stukje, en dan gaat het weer gewoon door. Ze heeft een mooie toon, denk je. (Dat moet je haar zeggen straks, dat ze een mooie toon heeft, en dat ze die rustig mag vinden, stap voor stap.)

Later komt ze nog terug.

Jullie hier, zij daar. Tussendoor kijk je even. (Zou ze zien dat je trots bent?)

En ze komen allemaal, soms alleen, soms met anderen. Soms zie je de noten, de zin, soms vergeet je wie er staat. Soms zie je het verlangen.

(Even is het alsof je vader naast je zit, alsof je hem ziet kijken naar zijn leerlingen, alsof je hoort wat hij zou zeggen, wat hij zou zien.)

Het is mooi, denk je, hoe al die mensen hier nu zijn. Iets wankelt even, ergens in je.

(Alsof je zomaar hier mag zijn.)

Het is voorbij. Ze loopt naar haar mama, en daarna ook naar jou. En daarna zijn er ook nog stukjes cake en chocolade.

Er wordt een deskundig oordeel uitgesproken over hotelcake. En daarna over washandjes van hotelkwaliteit.

(Hoe ze bewegen, hoe ze kijken, iets in die ogen.)

En het overhandigen van de mattentaartjes.

Het is tijd om te vertrekken.

Je wuift hen nog na.

Het was goed dat je er was, denk je. Je glimlacht.

Geen opmerkingen: