23 februari 2020

Misschien gewoon de cello volgen

Je probeert iets uit te leggen over het schrijven. En dat het woord misschien zo vaak voorkomt. Wat waarschijnlijk klopt. Misschien.

Er is iets met het ritme van een zondag. De zondagmelancholie die komt tegen een uur of vijf. De tranen die komen tegen kwart voor zes. Zomaar. (Is het een herhaling van vroegere ritmes? Zijn je flanken op dat moment minder beschermd? Waren ze gewoon aan het wachten en hebben ze een voorkeur voor de zondag? Om kwart voor zes?)

Er was al iets die ochtend tijdens het poetsen. De oude jazzplaten van je vader, dan zijn ze er. (Je hebt nog een gigantische stapel te gaan.) Een plaat van Sweet Emma Barrett. Je stopt, luistert, kijkt door het raam naar de wind en de regen, en je bent vloeibaar. (Je ziet de afzonderlijke instrumenten. En je denkt aan iemand. Kijk, zie je de instrumenten, zou je vragen.)

(De doorwaadbaarheid is groter op een zondag, misschien.)

Je denkt nog aan die woorden. Of het twijfelwoorden zijn. Of aarzelwoorden. Of gewoon woorden die nog niet weten of ze aangeraakt willen worden. En het niet zo erg vinden om op die plek te zijn.

Je ziet beelden. Je ziet ogen.

Misschien vraagt de zondag dat je het ritme van je lichaam volgt. De lagen leggen zich neer, laten zich zien. Er is niets om voor te vluchten.

(En je denkt aan de cello. De cello gaat met je mee, terwijl je schrijft.)

(Je denkt aan de concerten die je zag, met de cello. Je weet nog waar je zat, met wie.)

En als je gewoon kijkt naar wat is, zonder te lopen. Het is alsof het gewicht in je lichaam verschuift.

Je probeerde iets uit te leggen over verdwijnen uit jezelf. Misschien is dat het omgekeerde van een zondag.

Je leest over horizontale regen. Je ziet horizontale regen.

(Je denkt aan de varenverwarring die je al de hele week voelde. Die varen die al zo lang met je meegaat. Er was iets mee. Je hebt hem verplaatst. Je zou hem willen kunnen beschermen. Je zou verhaaltjes willen kunnen vertellen in het donker. Hij staat dichter bij je, terwijl je schrijft. Je kijkt naar de varen, hoopt dat de varen de cello kan horen. Je kunt niet altijd beschermen wat je dierbaar is, denk je.)

Je denkt aan gember.

(Soms laat je been zich gemakkelijk ontspannen. Soms niet.)

De boeken die je cadeau kreeg. Ze liggen op een klein stapeltje op je tafel. Je neemt ze voorzichtig in je handen, betast ze. Je schrijft je naam erin, en van wie je ze kreeg. In potlood. Ze hebben een weg te gaan, zo lijkt het wel. Eerst op de tafel. Even wachten. Tot het tijd is voor je naam. En dan leg je ze voorzichtig op de stapel. Waar ze rustig verder wachten.

(Hoewel, rustig…? Terwijl je zit te lezen in dat dikke boek beweegt er een kleine rusteloosheid onder je huid, door de boeken die wachten.)

In de warme hoek van de kamer zitten lezen, het doet op een of andere manier een zondag kantelen.

Je had foto’s gemaakt waarin je ook de wind kunt zien als je goed kijkt.

(Je houdt van het gewicht van dat oude toestel. Het kan niet wat je zou willen dat het kan, maar het gewicht, hoe het in je hand ligt, het brengt je een klein beetje thuis.)

(De aankondiging, eerder die week, dat je radio in de kamer binnenkort niet meer zal werken lijkt een beetje op het verlies van dat gewicht.)

(Een hele tijd na deze storm zul je beslist hebben welke radiokeuze je gaat maken. En een tijd daarna zullen de dingen zich ook weer neerleggen. Misschien hebben andere mensen een lichaam dat beter geschikt is voor veranderingen in de zwaartekracht.)

En zo tussen zes en half zeven is het alsof je hele lichaam koud is. Je loopt heen en weer door de kamer. De aardappeltjes staan op het vuur te bakken. De pot pickles staat klaar. In de sla heb je een lepeltje van die heel scherpe mosterd gedaan. Die drie samen zullen straks je lichaam weer warm maken, denk je.

Je denkt aan het stukje dat je eind van de week zult schrijven. Je ziet de onzichtbare schaduw waar de woorden zich dan in zullen neerleggen. (De afwas is bijna gedaan, stel je vast.)

De cello is eenzaam en soeverein tegelijk. En misschien is dat niet erg.

Je probeerde iets uit te leggen over de dingen waarvoor je je zou willen verontschuldigen tegenover je geliefden. Alsof je sommige dingen in de tijd nu pas ziet.

(Misschien is het bijna tijd voor een nieuwe afspraak, trouwens.)

De beelden van de dans die je zag in je hoofd. Waar gaan die naartoe?

Die zachte zoete peertjes, die je bijna op kunt zuigen, traag. Ze horen bij de zondag die zich bijna neerlegt. De nacht zal ontvankelijk zijn, denk je.

Geen opmerkingen: