30 januari 2021

De foto met die karteltjes


Je vond die foto bij het opruimen. Een foto van een foto. De originele foto is niet meer helemaal te zien. Je ziet de ene rand, met van die karteltjes. De andere kartelrandjes zijn niet te zien. Waarschijnlijk staan die vier personen op de originele foto wel helemaal in beeld.

Je maakt een foto van die foto van een foto. (Misschien ben je dat zelf ook. Een foto van een foto van een foto.)

Het is een plek die je zo goed kent uit je jeugd. Het werkhuis van je grootvader. Die grote groene deur, met die klink die een klein beetje losjes hing. Achter het raam naast de deur stonden verfpotten. En ook het materiaal om zelf verf te maken. Het luik boven de deur. Langs daar werden de grote planken binnengehaald. (Daar mocht je niet gaan staan wanneer het open stond.) Er was die wat wankele ladder naar boven. Midden in het werkhuis stond dat kleine kacheltje. Je kon het deksel er bovenaan afhalen, en dan zag je het hout branden. Er was die heel grote lintzaag. Er was die grote schaafmachine, met die hoop houtkrullen aan de andere kant. Er was die bandschuurmachine, die daar altijd op zijn kop lag, de band naar boven. En al die geuren. En het licht. En het stof. Die grote grijze zakken van dik papier met nagels in. Soms moest je die voor hem gaan halen in de winkel. Per gewicht.

Er is het beeld van die plek in je hoofd. Het is een beeld in kleur.

En dan is er die foto. In zwart en wit en grijs.

Ze staan daar op het koertje. Net niet in beeld rechts was er een volière. Daarnaast het kolenkot, dat later het kot werd waar de mazoutketel stond. Daar stond ook jouw fiets. Aan de andere kant van het koertje was er de veranda. De grote poort naar het koertje kon je helemaal opendraaien, zodat grote dingen door het gangetje naar de straat konden.

Ze staan daar in een andere tijd, voor de jouwe.

Julia en Fons en hun twee zonen. Je vader is het kleine jongetje, nog blond. Daarnaast zijn grote broer. Die heeft een mooi pakje aan. Misschien is het de dag van zijn eerste communie. Je weet het niet. De jongens kijken een beetje sip in het licht. Misschien is er te veel zon. Misschien willen ze helemaal niet op de foto.

Je vader werd later (naast een hoop andere dingen) fotograaf. Dat had hij gezien bij zijn moeder, die dat ook deed. Blijkbaar had ze – als je het je goed herinnert – een kleine donkere kamer gemaakt in de kast van de waskamer (die later de badkamer zou worden). Wie zou deze foto gemaakt hebben? Zou Julia instructies hebben gegeven?

Je grootvader heeft nog haar op zijn hoofd. Met die merkwaardige middenstreep.

Op dat moment was de oorlog net bezig, of zou die spoedig beginnen, schat je. Het is zo moeilijk de tijd op de tijd te leggen. Als je alleen naar het koertje kijkt, is het iets dat op een of andere manier buiten de tijd is. Het is in je hoofd, een plek die met je mee schuift in jouw tijd. Het is als een sprong om die mensen op die plek te zien, in een tijd lang voor jij er was. En het is nog moeilijker om de wereld aan de voorkant van het huis erbij te denken op dat moment in de tijd.

Het huis was een dubbelwoonst. In het aanpalende huis woonde de zus van Julia. Mathilde. Haar man, Nelles, was bij het verzet in de oorlog. Hij bracht piloten per fiets enkele dorpen verder, tot in Oostmalle, waar ze door een ander werden opgepikt. Je denkt aan de verhalen. Een radio die verstopt was. Een fiets die begraven was in de groentetuin. De Duitsers die het huis van je grootouders opeisten om er een soort commandopost van te maken, met zendapparatuur die werd aangedreven door een soort fiets op rollen. En je grootmoeder die de morsetekens begreep, maar dat niet mocht laten merken.

Al die verhalen schuiven ergens naast die foto stilletjes dichterbij. Het lijkt zoveel gemakkelijker om te blijven kijken naar dit gestolde moment. Alsof zij alleen er zijn.

Wat zouden ze net voor en net na deze foto gedaan hebben? Misschien was er een feest aan de gang? Fons heeft ook zijn mooie jasje aan, met een das. (Misschien zou hij daarna vertrekken naar de fanfare. Misschien zou hij worden opgeroepen om met de brandweer een schuur te gaan blussen.)

Zou er nog een foto gemaakt zijn zonder de kinderen? Zou zij dan inhaken in zijn arm? (Als jij haar de straat over hielp, zoals je zo eindeloos vaak hebt gedaan, kon zij altijd een beetje leunen op jouw arm, jij was een stuk groter.)

Misschien moest zij snel weer naar de keuken. Ze had een blauwe schort. Misschien ging ze net nieuwe patatjes bakken in die zware pan die jij nog lang gebruikt hebt. Misschien zou er een ijstaart geleverd worden, in zo’n speciale ronde metalen bak met zo’n slotje. Misschien stond er een schaap op de ijstaart. Als je de kop eraf sneed, kwam er groseille uit.

Het is raar. Ineens kun je je voorstellen dat jij het was die die foto maakte. Dat je daar zou staan, en dat zij tegen jou zouden spreken. Is het goed zo? Moeten we zo gaan staan? Mogen we al weg? Misschien zou je ze net te lang laten staan daar. Meer foto’s maken dan nodig. Opdat ze zouden blijven staan.

Het is niet dat je de indruk hebt dat alles nog open ligt, als je naar de foto kijkt. De dingen zijn al in gang gezet. In de wereld buiten die foto zijn de dingen aan het schuiven. Je grootvader kon soms zo onnozel doen, om iedereen aan het lachten te brengen. (Op andere momenten was hij heel erg ingetogen.) Je grootmoeder keek soeverein naar de wereld en glimlachte lichtjes. Misschien zijn dat dingen voor net na de foto. Je weet het niet.

De foto van de foto van de foto.

2 opmerkingen:

Machteld zei

Wat een prachtfoto en -verhaal! Iedereen lijkt in de startblokken te staan...om te doen waarover jij praat...

Jan Mertens zei

Dankjewel voor die mooie reactie.