17 januari 2021

Wat het achterlaat


‘Het is precies minder koud dan gisteren.’
‘Ja, en de sneeuw is ook al helemaal weg.’
‘Heb je het wel warm genoeg zo?’
‘Ja hoor, maak je maar geen zorgen.’
‘Het is zoiets dat na al die jaren nog altijd door me heen gaat, dat ik wil dat jij het warm genoeg hebt. Soms zou ik je zo gewoon willen bellen, om het te vragen.’
‘Waarom doe je dat dan niet? Het zou nog wel leuk zijn.’
‘Ik weet het niet. Soms heb ik ook ineens zo’n gevoel dat er iets aan de hand is met jou. En dan wil ik ook bellen. Zo van: gaat het wel goed met jou? Maar dat zou wel een beetje onnozel zijn.’
‘Toch niet. Ik heb dat ook bij jou trouwens, dat ik soms voel dat er iets is.’
‘Ja? Dat is wel lief.’
‘Soms mis ik het om met je te praten. Als je er bent, is het heel bijzonder hoe je kijkt en hoe je heel erg goed luistert de hele tijd. Ik heb altijd het gevoel dat je me ziet, en dat maakt me rustig.’
‘Het is helemaal niet moeilijk om te luisteren naar jou. En soms denk ik dat er de hele tijd een soort dialoog tussen ons bezig is, ook al horen of zien we elkaar niet.’
‘Ja, misschien wel. Vanmorgen moest ik nog aan je denken. Ik vond een briefje van jou terug, van toen we nog samen waren. Je deed dat vaak, briefjes leggen voor mij. Ergens in het huis.’
‘O ja, dat is waar.’
‘Op dit briefje stond een verhaaltje over een zeemeermin. Een verdrietige zeemeermin. Die vond het wel handig dat ze kon wenen in de zee, niemand merkte het.’
‘Behalve de zee dan.’
‘Ja, behalve de zee.’
‘Ik moet nu eens denken aan die keer dat we daar in dat grote speciale bad zaten.’
‘Weet je dat nog dan?’
‘Ja, natuurlijk. Waarom zou ik dat vergeten?’
‘Het was wel een mooi moment. In mijn herinnering waren we allebei een beetje verlegen toen.’
‘Ja, inderdaad. Maar jij overtuigde me dat het een goed idee was.’
‘Dat herinner ik me niet meer. Ik weet nog wel dat je daar vertelde over hoe je als kind soms zo bang was van het gekraak van jullie huis ’s nachts.’
‘Het kraakte, als er veel wind was, of als er een zware vrachtwagen over de kasseien van de straat voor ons reed. En ik dacht dat het huis zomaar uit elkaar zou kunnen vallen. Maar ik wou dat vooral niet laten merken.’
‘Ons huis kraakte niet, maar de gordijnen die we hadden, lieten veel licht door. Als er dan een auto of zo voorbij kwam ’s nachts, kwamen er precies van die bewegende schimmen op de muur. Soms droom ik daar nog wel eens van. Alsof het spoken zijn die me komen weghalen of zo.’
‘Dat was bij ons ook, en door die kasseien trilden de beelden ook nog.’
‘Slaap je nu wel goed eigenlijk? Dat was altijd mijn zorg voor jou.’
‘Niet echt. Het lijkt soms alsof er precies grote gespannen kabels door mijn lichaam gaan, vanaf mijn hoofd naar mijn armen en tot aan mijn voeten. Je kunt die ook voelen. Soms verlang ik ernaar dat mijn lichaam helemaal zacht is. Ik slaap wel, maar het is altijd in stukken.’
‘Ik denk dat je lichaam nog bezig is met iets. Het heeft gewoon tijd nodig, denk ik.’
‘Soms lig ik te wachten ’s nachts, wakker geschrokken uit een droom of zo. Vroeger zou ik dan misschien bang geweest zijn, maar nu weet ik dat ik gewoon moet wachten. En vorige week viel het me ineens op dat het huis waar ik nu woon niet kraakt. Er waren ook geen spoken, want ’s nachts mag er niemand rondrijden.’
‘Ik droomde vorige week nog over jou. Jij kon me soms zo met je grote warme armen helemaal omsluiten. In mijn droom leek je heel erg groot, en ik heel klein. Het paste allemaal heel goed. En ik hoopte dat het nooit zou ophouden. En toen ging de wekker. Als we dat nu zouden proberen, zou ik toch zien dat jij maar een beetje groter bent dan ik.’
‘Misschien had je dan ook moeten bellen, om me te vertellen over die droom.’
‘Maar nee, dat zou wel heel erg gênant zijn.’
‘Ik dacht dat wij al lang beyond gênant waren.’
‘Ja, dat is wel waar.’
‘Er is een kaartje dat jij me ooit schreef. Het zit in de schuif van mijn bureau. En af en toe kijk ik er nog eens naar. Misschien een keer per jaar of zo. Om te zien of het er nog is.’
‘Dat kaartje met die poes?’
‘Ja, dat.’
‘Soms vergeet ik hoe lang het al geleden is.’
‘Ik ook. Dan moet ik drie keer opnieuw tellen.’
‘Ik ben wel heel blij dat we er zo over kunnen praten. Dat betekent veel voor mij.’
‘Iets met een brede glimlach.’

Geen opmerkingen: