16 januari 2021

Huidgrenzen


De dingen die moeten gebeuren. Lijstjes. Je huid lijkt hard soms. Je verlangt naar een wak.

Ergens in de namiddag val je stil. Je zou de stroom willen aanraken. Heel even daar zijn.

Een leeg plekje in de vooravond. Er is al meer licht buiten, denk je. Het verrast je. Ontroert je. Je zoekt het dekentje. Je huid is ineens koud, zou omringd willen zijn, in dat ene moment. Het legt zich weer neer. Je begint aan het eten.

Soms is er dat beeld. Bijna zwevend drijven op het water.

Sommige beelden bezoeken je, vergezellen je, in elke tussentijd.

Je hoort je stem. Daar zou je wel willen zijn.

Je werkt het lijstje netjes af, dat ook.

Soms ben je zo moe.

In de trein. Weer op weg naar het noorden. De kranten en het boek. En ook je rug. Je rug is alleen.

De mevrouw aan het loket is heel vriendelijk. Ze vindt het erg voor je, dat je van zo ver moest komen om die kaart op te halen. Het is niet erg, zeg je. Terug buiten zie je dat de bus terug net weg is.

Je loopt door het dorp, wachtend op de volgende bus. Het dorp leek vroeger veel groter, denk je.

Je wacht op de bus. Een eindeloze rij auto’s. Telkens iemand alleen. Bijna iedereen kijkt lelijk, gefronst. Soms lijkt het alsof alleen die weg er is, geen plek.

In een vers boek beginnen. Een beetje zoals iemand voor het eerst heel voorzichtig aanraken.

Ergens onderweg, tussen station en thuis. Een haarscheurtje in de tijd. Ineens is er verdriet.

Je lichaam is in een kramp. Het laat zichzelf los in de nacht, in zeventien etappes.

Ineens begrijp je iets. Iemand wilde je hebben, dat dacht je. Toen. Misschien wou je alleen maar praten, gewoon iets willen kunnen zeggen. 

Het zou zo eenvoudig kunnen zijn, denk je. Gewoon iets vragen, gewoon iets zeggen.

Ergens spoelt het wrakhout aan.

Je denkt aan die familie in de trein. Je had eerst gehoopt een leeg stil plekje te hebben. Alleen jij en je boek. Ze kwamen binnen met veel lawaai, namen de ruimte in. Eigenlijk was je een beetje te moe om te lezen. Af en toe keek je even. Ze waren ontroerend. Je keek hen nog even na op het perron.

Je kijkt naar de urne. Soms is het raar. Een leven is zo veel. Zoveel verhalen, zoveel spullen, zoveel ongezegd. Je kunt er nog eens een heel leven mee bezig zijn. En je kijkt naar de urne. Dat wat je ziet, het lijkt zo klein. Zo niet in verhouding tot wat zo veel is. (Je weet niet goed wat die gedachte betekent, je weet niet wat het zegt.)

Ineens denk je aan hoe je daar zat, al die uren, aan de rand van het bed. Je denkt aan de verpleegsters die binnenkwamen. Hoe ze naar je keken, hoe ze de dingen zegden. En het is alsof je iets mist, van toen. (Je zou niet weten wat het is, je weet niet wat het zegt.)

Hoe gaat het met jou? Hoe gaat het met jou? Hoe gaat het met jou?

Soms ben je anders alleen in het huis.

De soep had jou al een beetje opgewarmd. (Sommige mensen zeggen dat je veel peper in je soep doet.) Je hebt pasta gemaakt die bij een vrijdag past. De wijn brengt je een klein beetje terug, naar iets. Om een of andere reden is de pasta die je maakte zo lekker dat je tranen in de ogen krijgt. 

Iets probeert je iets uit te leggen over verlangen. Dat denk je.

Soms ben je anders alleen in de nacht.

Hoe had je dat moeten vertellen, van die kinderen?

Je krijgt zomaar een dag cadeau. Dat ene ding op het lijstje, dat je al zo lang voor je uit moest schuiven, eindelijk kun je het doen. (Iets in je voelt zich schuldig dat het nog niet was gelukt. Iets in je zegt dat dat voor niets nodig is.)

Het geschenk dat je de vorige dag kocht. Het wacht rustig op het goede moment.

En gewoon helemaal niets, zou dat ook mogen? Tot de tijd je zou wiegen.

Ineens is er dat beeld. Alsof je dat zou willen. Daar aan de tafel. Dat de oude Julia daar zou zitten, dat de jonge Julia daar zou zitten, naast haar. En dat je zou kijken. Ze zouden het goed met elkaar vinden. Ze zouden elkaar begrijpen, zelfs zonder een woord te zeggen. En je zou zo gelukkig zijn.

De sneeuw is gekomen. Straks zul je even naar buiten gaan. Voelen hoe je handen warm blijven in je handschoenen. Gewoon even wandelen. Kijken naar de geluiden van de kinderen, in de sneeuw.

Daarna zul je weer naar huis gaan. En voelen dat de warmte op je wachtte.

Geen opmerkingen: