05 september 2021

Als water


Beginnen aan een tekst. Als een dialoog.

De woorden stranden.

Je hoeft daar niet naartoe te gaan, niet meer, zegt iemand. Je weet wat er zal zijn, ook al zou je het anders willen. Alsof je terug kon gaan, om iets te herstellen.

Het moet ergens in je lichaam gebeuren. Je zou het beeld moeten kunnen zien om tot bij de woorden te komen. Het beeld opent zich niet, laat je niet door.

Misschien is het wel goed zo. Je bent hier nu.

Je bent daar al geweest.

Er zijn beelden aan de andere kant, ze wachten op je.

Misschien kun je een landkaart maken. Woordplekken waar je niet meer naartoe moet gaan. Ze mogen gewoon rusten in je lichaam.

Er zijn zwijgplekken, er zijn wachtplekken. Er zijn plekken die zich niet met woorden laten betreden. Iemand zegt dat dat een kwestie van tijd is. Het zou kunnen.

Je denkt nu ineens aan dat interview dat je las. Over een boek dat zich misschien niet meer zal laten schrijven. En dat je er meer over wilde weten. Over waar dat te voelen is, en hoe dat niet geschreven boek eruit ziet. Of die woordplek te beschrijven is.

Zo dicht ben jij nooit bij een boek gekomen. Het zijn nog overzeese gebieden.

Je zou het haar willen vragen. Je zou willen weten hoe je dat met je handen uit kunt leggen.

Soms kun je de tekst zien die je al geschreven hebt, of die je al had kunnen schrijven. Als een huid die je achtergelaten hebt, ergens onderweg. Je zou terug kunnen gaan, maar je zou afwezig zijn.

Niet dat het verder ook maar enig belang heeft voor alle anderen. Niet dat je woorden ook maar enige waarde hebben of dat iemand zou begrijpen waar het eigenlijk over gaat, als het al ergens over gaat. Maar soms zie je het ineens. Het zou te gemakkelijk zijn. Dus is het beter om het niet te doen.

Je zou het wel willen kunnen vragen aan anderen. Waarom liep je vast in die tekst? Wanneer wist je dat je moest vertrekken daar?

Soms weet je niet waar de woorden je naartoe zullen leiden, openen ze zich onderweg ergens. Dan kan het zijn dat ze het al wisten, wat jij nog niet wist.

Het zou kunnen dat je maar één tekst bent, en dat je telkens opnieuw probeert. Het zou kunnen dat de afwezigheid die ene tekst is, en dat je de contouren probeert te bevrijden.

Het zou kunnen dat het gewoon de dag is. Misschien bewegen er andere teksten in je lichaam. Misschien moeten zij eerst gaan liggen, of verdampen.

Misschien kun je zo iets begrijpen, in het heel klein, van wat anderen doet bewegen in het landschap, en is dat het geschenk. En de woorden van dat niet vinden, dat omcirkelen. Misschien kunnen zij zich wel niet losmaken van het landschap. 

Als water. Zo was het bedoeld. Je hoopte dat die woorden je de weg zouden wijzen. Niet.

1 opmerking:

Brigitte Puissant zei

Mooi van die zwijg- en wachtplekken van woorden. Ik kan het me zo voorstellen, hoe zwijgplekken wachtplekken worden.