23 december 2022

Iets van de kosmos


Het lijstje van de laatste dagen voor is nog lang, zie je. (Gewoon het ene na het andere doen, dan zul je wel aan de andere kant komen, denk je. Misschien is het een vorm van overgave, uit handen geven van jezelf, aan een stroom of zo. Elke uitleg is goed, denk je.)

(Niet denken aan alles dat blijft liggen, niet denken aan hoe moe je bent.)

Je hebt een licht hoestje (af en toe), zoals een ruime meerderheid van het land, denk je, wanneer je in de trein zit. (Jij zit duidelijk nog aan de heel lichte kant.)

Je volgt de vergadering via het scherm. (Misschien begint dat haar toch wel erg lang te worden, denk je wanneer je jezelf ziet. Je maatje zei het de vorige dag ook al. Dingen die blijven liggen, daar laten, denk je.)

Die avond, in het debat waar je moet spreken. Je wordt voorgesteld als een perspectivist. Je weet niet helemaal zeker wat je van dat woord moet denken. In het laatste rondje mag je nog een slotbeschouwing geven. Je begint rustig, tot de verontwaardiging het weer overneemt. Je kijkt naar jezelf. Je praat na met enkele studenten die in de zaal zaten, ze ontroeren je.

In de nacht lijk je in je hoofd nog verder te praten. In etappes. (Gewoon uit handen geven, denk je.)

Een andere dag, je probeert in de ochtend zoveel mogelijk te doen. Op weg naar de vergadering ga je nog een boek halen voor iemand met wie je een laatste keer in een vergadering zult zitten. Je komt weer veel te vroeg aan. Jij bent altijd te vroeg, zegt de vrouw aan het onthaal. Maar dat is niet erg, voegt ze eraan toe. Je vraagt of ze al terug opgewarmd is na het marktje van de zondag. Ondertussen wel, zegt ze.

Die avond. Je laatste avondvergadering van het jaar. Terwijl je na afloop weer naar huis stapt, valt het even een beetje over je heen. Iets van een niemandsland, even.

De volgende ochtend. De mensen in de trein lijken ook allemaal een beetje moe. Ze tellen misschien ook af.

Je hebt alles goed voorbereid voor de vergadering. De afspraken worden gemaakt. Het werk zul je moeten doen in het volgende jaar. Dat lijkt gelukkig nog erg ver weg.

(Tussendoor snel de nieuwjaarskaart afwerken. Ook dat is in orde, denk je.)

In de vooravond ga je nog langs de voorstelling van de studenten. Eerder hadden ze je geïnterviewd, nu stellen ze hun circulair eindwerk voor. Het ontroert je om hen zo bezig te zien. Ze zijn blij dat je er bent.
Een mooi gesprek. Over het keren van het seizoen, die dag. Je zocht naar een moment om alleen daaraan te denken, die dag. Misschien is dat gesprek het moment. Het is mooi, hoe ze erover vertelt. Voor je vertrekt, geef je haar iets om bij te houden.

Je belt met je zus. Als dat kleine kuchje niet helemaal weg is tegen het einde van de week, zul je misschien niet naar haar toe kunnen gaan. Het zou te gevaarlijk zijn voor iemand. (Net die dag is het misschien niet zo fijn om alleen thuis te zijn, denk je, maar je zult niet twijfelen.)

Je legt je in de armen van de avond, van het kantelende seizoen. (Iets in je wordt zacht.)

Een andere dag. (Het lijstje begint korter te worden, denk je.) In je hoofd zie je een niets aan de andere kant ervan. Je hoopt dat niemand nog zal vragen ‘om ook nog even dit te doen’. Je hoop is een beetje ijdel.

Het kerstetentje met de collega’s. Je luistert naar verhalen over vogels en kolenkachels. Je denkt aan de kolenkachel bij je grootouders. Aan de opgewarmde baksteen, in een handdoek gewikkeld, die je mee in bed mocht nemen om je voeten warm te houden.

De studente die jou interviewt. Je bent een deel van haar eindwerk, zegt ze. (Je probeert je daar iets bij voor te stellen.) Je moet op haar vragen antwoorden door scores te geven op stellingen die je niet helemaal begrijpt. Bij het einde van het gesprek vraag je wat haar droomjob is, zodra ze haar diploma heeft. Je ziet glunderende ogen. (Straks enkel nog die twee verslagen te maken, denk je, terwijl je staat te koken.)

De laatste dag voor. Je ziet de jongen die zichzelf voort lijkt te slepen. In zijn schoenen zitten witte flikkerlichtjes. Zijn rugzak hangt zo ongeveer tot onder zijn billen. Zijn mama loopt voor hem, en trekt zijn zusje voort. Ze roept hem, zegt dat hij sneller moet gaan. Hij heeft niet veel zin om het te horen. In zijn ogen is er plaats voor honderd verhalen. 

Je hebt nog even die vergadering in de ochtend. De mevrouw aan het onthaal herkent je, en laat je met de lift naar boven gaan. Je zit in je eentje, zoals steeds, te vroeg in de vergaderzaal. Beneden zie je de stad bewegen.

Het is rustig in de trein. Misschien hollen die anderen al door de winkelstraten op zoek naar kerstcadeaus, staan ze aan te schuiven op de luchthaven of wachten ze al op hun kinderen die straks van school terugkomen.

De laatste dingen van het lijstje. Je werkt alles netjes af. Je kijkt nog even na, of het echt zo is, doet de afwas, en vertrekt weer. In de lift naar beneden begint de vermoeidheid over je heen te vallen.

Op het perron. Gewoon naar huis nu, dat is wat je wilt. Neem me mee, denk je. Een vertraging voor je trein wordt aangekondigd. Telkens komt er een minuut bij. (Iets in je is kwaad. Het is alsof de kosmos je net nu op de proef stelt. Je vraagt aan de kosmos of je niet hard genoeg gewerkt hebt? De kosmos reageert niet. Op het scherm blijft de vertraging verder oplopen. Ineens komt de trein eraan. Uiteindelijk kom je ongeveer vijf minuten later op je bestemming dan voorzien. De kosmos knipoogt naar je.)

Met een omweg naar huis. De kerstcadeaus moeten nog gekocht worden. Het is druk in de boekhandel. Met een stapel boeken loop je buiten. Je probeert ze onder je jas te beschermen tegen de regen.

Eindelijk thuis. Je ruimt enkele dingen op. (De volgende dagen zul je het huis weer moeten veroveren, denk je.) Je gaat even liggen. Daarna zet je het kleine houten kerstboompje op, de lichtjes gaan aan. Je kunt eindelijk rustig de kerstkaarten lezen en aanraken, voor je ze op de piano zet. De dingen mogen zich neerleggen.

Geen opmerkingen: