20 augustus 2023

Een boekje


De dagen glijden voorbij. Je bent bijna aan het einde van de vakantie. Misschien is het een trage rivier, het is goed.

(De dingen die je nog niet deed, de mensen die je nog niet zag. Het beweegt in je hoofd.)

Wat zullen we doen voor het boekje? Jullie bespreken de opties. Je verstuurt de tekst. (Zou er iets gebeuren nu?)

(Er zijn nog enkele nuttige dingen over.)

Een andere dag. Een lege dag.

En hoe gaat het met jou? En hoe gaat het met jou?

(Soms doolt er iets door je heen. Waarschijnlijk altijd. Het is.)

Een andere dag. Een bijzondere afspraak. Het is al weer lang geleden dat je haar nog zag, je bent zo blij haar weer te zien. De verhalen bewegen. (Zou je haar durven vragen of ze misschien de tekeningen zou willen maken voor je boekje? Je had al zitten oefenen bij het ontbijt.) Met een omwegzin vraag je het haar. Ze zegt niet nee. (Brede glimlach nadien op weg naar huis.)

De meneer die je deurbel komt repareren kijkt naar het grote gat in de muur. Het is wel een groot gat, zegt hij. Wat alleen maar kan worden beschouwd als een correcte inschatting. En daar gaat de bel weer.

Je mag een vers boek gaan halen. (Het blijft elke keer een feest.) Het worden er twee. (Jippie.) Je zegt aan de mevrouw van de boekhandel dat haar tip zo goed was.

Een andere dag. Het boek dat je bestelde wordt gebracht. Het boek legt uit waarom je moet oppassen en goed nadenken of je het wel wilt lezen. (Je hebt nog even tijd om erover na te denken.)

En ook nog enkele nuttige dingen.

Een andere dag. Of ze even met je konden overleggen, was de vraag. Ze leggen je uit dat ze je boekje willen uitgeven. (Het gaat ineens allemaal razendsnel.) Je moet nog enkele dingen aanleveren. (Je had die ochtend nog net iets toegevoegd aan de tekst, die daarmee dus klaar is.) Even later krijg je al een eerste proef en een cover te zien. Je voelt je dankbaar. (Misschien is het wel goed dat je dit hebt gedaan, dat je je hebt laten overtuigen.)

(Het is wel een beetje spannend allemaal, denk je.)

(Net echt.)

Een mooi gesprek. (De rivier van de vakantie was een rivier van mooie gesprekken, denk je. Je bent gezegend.)

(Ze denkt na over de tekeningen.)

Je bent bij je vrienden, op een veldje, een zachte avond. Je hoort verhalen die je erg aangrijpen.

Je fietst door de stad, in de ochtend. Het boodschappenritueel. Er zijn enkele druppels.

Op weg naar het feest. (Waarom ben je altijd een beetje zenuwachtig? Misschien weet je nooit zeker hoe het zal zijn om in je eentje een plek te zoeken.) Het wordt een mooi feest. Een klein optreden, hij de piano, zij zingt. Ze zegt dat ze het mooiste liedje ooit zal zingen, van Joni Mitchell. (Bij het buitengaan spreek je haar er nog even over aan. Ze zegt dat ze had gezien dat jij het kende.) Je hoort een mooi verhaal, het maakt je een beetje klein.

Een vroege zondagochtend. Klassieke muziek en de kranten. Stil in de dag komen, kijken naar de stroom.

Je gaat even fietsen. Een tochtje dat je elk jaar rond deze tijd doet. Onderweg stop je even bij een vriendin. Daar is het feest in voorbereiding, zie je. Het ontroert je heel erg om hen allemaal nog eens te zien. (Het maakt je een beetje verlegen.) Je fietst verder. Aan het grote ziekenhuis op de berg stop je even. Dit was ongeveer het moment, zoveel jaar geleden, dat je het te horen kreeg, dat het allemaal zou beginnen. Je kijkt naar het gebouw aan de achterkant. Daar waar je zoveel dagen na elkaar binnenkwam voor de chemo en de bestraling, met je fiets daar in het rek. (Er kwamen precies niet zoveel mensen met de fiets.) Het gebouw van toen lijkt nu een beetje te verdwijnen in alle andere gebouwen die er sindsdien zijn bijgekomen. Het is wel goed, denk je, terwijl je naar beneden fietst. Het verdwijnt niet, je zou dat ook nooit willen, maar het trekt zich een beetje terug in de tijd.

(Met je handen op je buik kun je de zee voelen.)

Geen opmerkingen: