04 augustus 2023

Onderweg


Je houdt wel van het ritme van de dagen. Het doet je goed.

Misschien eerst even iets nuttigs doen, en dan toch maar beginnen aan die tekst van het stukje dat je later van de week klaar moet hebben. Het beeld zat al een tijdje in je hoofd. Het laat zich vertellen.

Hoe zou het met jaar zijn, denk je.

Je denkt nog aan wat je zus zei, over je boekje. (In je hoofd kun je de tekst zien, kun je de vragen zien. Je ziet al hoe je er nog aan gaat knutselen.)

Een andere dag.

Onderweg voor je bezoek. De taart zit in het netje. De treinmeneer is bijzonder goed gezind. Bij elke aankondiging heeft hij het over “de kapitrein en ikzelf”. 

Een mooie namiddag. Ze vertelt wat ze vond van jouw boekje. Je noteert alles in je speciale boekjesschriftje. (Je ziet de tekst. Je ziet nog niet waar je die dingen zult veranderen, daarvoor moet je de woorden kunnen voelen.)

Verhalen die je raken. (Zoals bij elk bezoek, stel je vast.) Ze maken je verdrietig, en een beetje opstandig.

(Er is geen kapitrein aanwezig voor de terugreis, het is gewoon stil.)

Een andere dag. Even naar het werk, om die opleiding te geven. Ze zijn blij dat je voor hen gekomen bent. (Soms moet je de woorden van ver weer gaan zoeken, maar het stroomt gewoon rustig verder.)

Je bent terug begonnen aan een nieuwe versie van het boekje. Rustig beweeg je door de tekst, past dingen aan. (Je probeert de woorden te voelen in je hand.) 

Die avond lees je je stukje in, na even wachten op je stem.

De serie is spannend.

Een andere dag. Normaal zou je naar haar toe fietsen voor het bezoekje. Het lijkt toch een beter plan om met de trein te gaan.

Je hoort de verhalen. Je loopt elke keer tegen het ding dat magische klanken maakt.

In het station schuif je uit over de heel erg gladde vloer, maar je haalt de trein nog net.

Je werkt verder aan het boekje, het is telkens een lange adem. Het is weer even klaar. (Het evenwicht in de tekst is wat verschoven, denk je, het is beter zo.)

Een diep verdriet komt langzaam binnen. Het is, misschien is dat het.

Je schrijft een stukje over het boek dat je net uit hebt. (Je wist niet zeker waar je ermee naartoe wilde, maar het schrijft zichzelf.)

De laatste aflevering van de serie. Gelukkig vinden ze elkaar op het einde. (Je wenste hem de liefde zo toe.)

Nog maar eens dromen met heel veel verhalen in.

De ochtend is fris, je praat met de planten.

Je jaarlijkse afspraak. De hoormevrouw doet de lektest van je oordoppen. (Dat woord alleen al maakt het een beetje spannend.)

Nog goed op tijd voor je trein. Je zegt aan het meisje naast je op de bank dat er een spoorwijziging is.

Je afspraak verloopt als een vertrouwd ritueel. Ze wacht je al op aan het station. Jullie lopen naar die plek met de lekker koffie. De verhalen stromen de hele tijd.

Het kopje waarin de koffie zit lijkt nog warmer te zijn dan de koffie zelf, je kunt het nauwelijks aanraken.

En op de terugweg, zoals steeds, nog even langs de boekhandel. Nog een extra boek.

Je zou iets willen kunnen vertellen over het verdriet, maar de woorden passen niet goed.

Een mooie ontmoeting in de trein.

Weer thuis ben je moe. (Na de verhalen is het goed weer thuis te zijn, denk je telkens.) Eerst even rondhangen, daarna mag je al beginnen aan het verse boek. (Dat andere leg je nog even opzij.)

Iets zit nog onder je huid. Het is.

Het ritme blijft rustig bij je. Je bent dankbaar.

Geen opmerkingen: