Een oud leven achterlaten, een nieuw leven beginnen. Dat klinkt groot en stoer, maar in de praktijk is het waarschijnlijk veel kleiner, verwarrender en rommeliger dan men het soms voorstelt. De anderen zijn ook gehavend en onaf. Maar in het ongekende je eigen weg zoeken is misschien beter dan vastzitten in een kist of je terugtrekken in de val van je eigen angst. Daarover zou Thuishaven van de Duitse Judith Hermann kunnen gaan. Een boek dat rustiger lijkt dan het is. Een boek dat gaat over vrijheid zoeken en beweegt in lagen van melancholie, angst en vertrouwen. Eens je de plek van je nieuwe leven gevonden hebt, kun je blijven, in vrijheid. En kun je trouwens nog weg, in tijden van klimaatcrisis?
Het ik-personage in het boek is een vrouw van 47 jaar. Het verhaal gaat terug naar gebeurtenissen 30 jaar geleden, en springt dan naar het nu. Op dat moment werkt ze in een oninteressante baan in een sigarettenfabriek en woont in een eenkamerwoning in een nieuwbouwwijk van een middelgrote stad, met uitzicht op een tankstation. Op een bepaald moment wordt ze aangesproken door een man die goochelaar is en een nieuwe assistente zoekt voor de truc met de kist die doorgezaagd wordt. Hij biedt haar aan om mee te gaan met hem en zijn vrouw voor een tocht naar Singapore in een cruiseschip. Ze zegt ja, maar gaat op het laatste nippertje toch niet mee.
Dertig jaar later woont in een klein huisje in een dorp nabij de zee in het noorden van Duitsland. Ze was in de tussentijd getrouwd en heeft een ondertussen volwassen dochter. Ze is gescheiden van haar man Otis en haar dochter Ann is ergens ver weg aan een lange reis bezig. Haar ex-man is een soort prepper, die zijn huis heeft omgebouwd tot een soort gigantisch archief en zich daar verschanst voor het onheil dat zich volgens hem zal aandienen. Ze mist haar dochter, ze hebben nauwelijks contact. Regelmatig stuurt ze kleine briefjes naar haar man, waarin ze uitlegt wat ze meemaakt.
In het dorp werkt ze in het café – nabij de haven – van haar broer Sascha. Hij is bijna zestig en heeft een soort relatie met een jonge vrouw, Nike, die in haar jeugd mishandeld en misbruikt is. Ze woont in een alleenstaand, wat bouwvallig huis en maakt al snel kennis met buurvrouw Mimi, een enigszins excentrieke kunstenares. Die is na enkele omzwervingen teruggekeerd naar het dorp, naar haar wortels. De twee vrouwen krijgen een band. Ze maakt kennis met de broer van Mimi, Arild, die in zijn eentje de familieboerderij met ondertussen zo’n duizendtal varkens runt.
De verteller blijft dicht bij het ik-personage. Als lezer luister je naar het verhaal dat zij je vertelt. Met een start in een ver verleden, dan een relaas over de eerste maanden op de nieuwe plek, en een reflectie over wat ze geleerd heeft over zichzelf, waarom ze de dingen deed die ze deed. De stijl van het relaas is sober, vaak vrij laconiek. Veel dingen worden niet gezegd of verklaard. De verschillende personages zijn op hun manier gedeukt door het leven, hebben verhalen met gaten in.
Het boek heeft een rustige toon, die tegelijk onderhuids een rusteloosheid of dreiging verbergt. Iets van een angst: elk moment zou er iets kunnen gebeuren, je weet niet wie die ander echt is, de wind die over het landschap beweegt is een aanwezigheid die je moet aanvaarden, … Die toon is als een bedding waarin het hoofdpersonage langzaam maar zeker een nieuwe plek vindt. Je krijgt geen duiding of verklaring van een verteller die uitzoomt of een personage dat met wijs inzicht naar zichzelf kijkt. Je ziet hoe ze vertrouwen wint en keuzes maakt die zich aandienen. Niet met grote reflecties, maar in het handelen.
Misschien zal het voor sommige lezers wat te open lijken. Maar als je goed kijkt, zie je hoe het boek ingenieuzer en hechter in elkaar zit dan je misschien zou denken bij een oppervlakkige lezing. Er is het motief van het water. Ze trekt weg naar een plek nabij de zee. Ze gaat zwemmen met Mimi, die zich zonder schrik in de zee waagt, terwijl ze zelf beseft dat ze ook bang is van het water, zeker sinds haar dochter Ann weg is, en op een boot ergens op zee zit. Het water staat voor een verlangen naar vrijheid, gedragen worden, en is tegelijk een plek van angst. Er is het motief van de kist. Jezelf laten opsluiten in een kist die wordt doorgezaagd of de kist waarin Nike eindeloos lang werd opgesloten in haar jeugd. Er is het motief van de val. De val om de marter te vangen staat mogelijk ook ruimer voor de val van een begrensd of benauwend leven waarin je terecht kunt komen.
Er is moed voor nodig om een oud leven achter te laten en een nieuw te beginnen. Die moed heeft evenwel niets heldhaftigs. Het gaat over je verbinden met anderen die even gedeukt zijn als jij, en dat in onwetendheid. Misschien rust er in de keuze van die vrouw meer vrijheid, als antwoord op de angst voor het leven, dan in je terugtrekken in de val van je archiefbunker tegen de boze wereld. En dat in een wereld die kantelt. Het landschap nabij de zee lijdt onder de droogte, snakt naar regen. Het veranderende klimaat is aan het werk. Mensen zijn kruispunten van tegenstellingen. Zo is Arild tegelijk de beheerder van een schakel in de industriële veeteelt, met weinig oog voor het welzijn van zijn varkens, en een man die ook zachtheid zoekt in dat kantelende landschap. Je voelt hoe het ik-personage in die nieuwe thuishaven een vertrouwen vindt in zichzelf. Ze kan zelf haar eigen keuzes maken, kan zich verbinden. Ze kan blijven zonder dat het een val wordt.
2 opmerkingen:
Soms kom ik even langs op je blogpost. Met veel plezier lees ik dan enkele stukjes en wil je nu even danken voor de inspiratie bij het kiezen van een volgend boek.
Dankjewel daarvoor Katrien, heel bijzonder om dat te horen. Mooie dagen nog.
Een reactie posten