03 mei 2007

De wekkerradio


Apparaten, en hoe ze te bedienen. Apparaten hebben een ziel. Ze dienen met de nodige omzichtigheid benaderd en aangeraakt te worden. Zo ben ik ervan overtuigd dat ik het humeur van mijn computer mee kan beïnvloeden door het sturen van warme gedachten en stoute doordenkertjes. Daar kan zo’n computer dan lekker mee aan het werk, en als beloning word ik met liefde bejegend.

Oude apparaten hadden nog meer aanwezigheid dan de meest recente. Zo herinner ik me nog de eerste videorecorder die we thuis hadden. Een grote zware betamax, die een speciale geur had. En dan zwijg ik nog over alle voorlopers van het huidige fotokopieerapparaat die ik in het huis zag.

Vandaag moest ik evenwel terugdenken aan de wekkerradio van mijn grootouders. Ik meen me te herinneren dat het een Duits merk was. (In die tijd betekende “Made in Germany” nog iets.) Het was een zwart apparaat. Een scherm met verlichte cijfers, dat bestond toen nog niet. Het uur werd aangegeven met kleine lamelletjes die naar beneden klapten. Je ziet die nu nog op de aankondigingsborden in de Nederlandse treinstations. Vooral indrukwekkend als er zo’n hele reeks doorklapt. Je moest aan een knop draaien om het juiste uur in te stellen. En als je toevallig twee minuten te ver door draaide, dan moest je de hele 24 uur opnieuw doordraaien. Achter het scherm was een klein lampje, waardoor je het uur zo ongeveer half kon lezen.

De wekkerradio stond op het marmeren blad van de kast naast het bed. Die kast was een ‘commode’ met daarop een lampetkan, en een fles Spa-water (blauw). Het bed was een ‘twijfelaar’ (een woord dat ik nooit goed begrepen heb). En toen mijn grootmoeder later alleen overbleef en beneden ging slapen, ging ook de wekkerradio mee.

Als ik bij mijn grootouders bleef slapen, hoorde ik de radio ’s morgens opspringen. Zo ongeveer op hetzelfde uur als waarop hij nu nog steeds bij mij opspringt. Als ik ’s avonds vroeg naar bed ging om nog te kunnen lezen, dan ging ik in de slaapkamer van mijn grootouders de radio opzetten. En dan hoorde ik berichten over het ophalen van de schotbalken. Waarom hoor je dat nu niet meer trouwens?

En ’s morgens dus begon de radio ergens rond half zeven te spelen. Mijn grootvader stond op. Ik bleef nog even liggen, en hoorde op de radio de ochtendgymnastiek. Misschien is in bed liggen en luisteren naar de ochtendgymnastiek ook al goed voor de gezondheid, wie weet. Dan stond ik op. Ik kon het nieuws beneden horen via de transistor op de tafel. En pas daarna stond mijn grootmoeder op. Zij had een iets trager ritme ’s morgens. En een netje in haar haar. Mijn grootvader had ondertussen al een eitje gebakken voor hem en voor mij. Lekker tussen de boterham.

Maar de apparaten dus. Er was iets bijzonders mee aan de hand. Namelijk dat ik blijkbaar de enige was die essentiële handelingen ermee kon verrichten. De transistor op de tafel moest af en toe nieuwe grote batterijen – ‘pillen’ – krijgen. En dat moest ik dan doen. Mijn grootvader was gehecht aan dat specifieke apparaat. Er mocht er zeker geen andere komen. Via die radio kon je onder meer naar de duivenberichten luisteren. Duiven had mijn grootvader niet. Zijn schoonbroer wel. Maar daarover ging het niet. De duivenberichten gaven blijkbaar beter, of alleszins meer gedetailleerd weer. Onder meer in Quiévrain.

Met de wekkerradio waren er meer handelingen uit te voeren. Het draaien aan de knoppen namelijk. En alleen “onze Jan” was blijkbaar in staat deze gespecialiseerde opdracht uit te voeren. En zo geschiedde. Als bij het poetsen per ongeluk de draaiknop voor de zenders was verschoven, was er enkel een stevige ruis te horen. Die penibele situatie werd nog erger gemaakt door de schuifknop voor het volume verder richting luid te duwen. Wat niet het gewenste effect qua BRT 1-geluid opleverde.

Dus werd ik dringend opgeroepen om de wekkerradio weer goed te zetten. Toen mijn grootmoeder, ondertussen weduwe geworden, beneden was gaan slapen, veranderde dat niet. Ik was ondertussen al een grote Jan geworden, maar dat maakte geen verschil. Hoe erg moet het geweest zijn als het verschuiven van de knoppen reeds op een dinsdag plaatsvond. Want ik was pas in het weekend weer thuis. De radio moest dan toch wachten tot het weekend. Ook als in de loop van de week, steeds door mysterieus ingrijpen – “ik ben nergens aangekomen, zeker weten” – een zekere mate van ontregeling was ingetreden. Zomeruur en winteruur hoorden ook in die categorie.

Ik probeerde aan mijn grootmoeder uit te leggen hoe ze het zelf kon doen. Om mij een plezier te doen, deed ze soms of ze luisterde. Maar ze had al lang beslist dat ze het niet zou doen. Ze kon soms een beetje koppig zijn. De officiële reden die ze gaf voor haar knopvrees was dat haar vingers te dik waren. In werkelijkheid leek ze graag naar mij te kijken, terwijl ik aan de knoppen draaide. Ze keek me aan alsof de radio anders en beter klonk als haar kleinzoon die subtiele handelingen uitvoerde. Het hoorde bij ons knipoogterrein, denk ik nu. En dat is goed.

Geen opmerkingen: