23 mei 2007

Gooi het weg


Gisteren zag ik in het journaal de vrij hallucinante beelden van het in de straten van Napels opgestapelde huisvuil. De afvalcrisis blijkt een jaarlijks terugkerend fenomeen te zijn. De simpele verklaring is dat de stortplaatsen vol zijn. Dat alles heeft ervoor gezorgd dat er een sterk bloeiend illegaal circuit is ontstaan, dat geheel in handen is van de Camorra, de plaatselijke maffia. De maffia controleert het illegaal dumpen van miljoenen tonnen giftig afval. Dit soort milieucriminaliteit is een van de belangrijkste werkterreinen van de maffia geworden.

Dat een gebrek aan vooruitziend milieubeleid dus ook kan leiden tot harde criminaliteit wordt hiermee voldoende bewezen. Op wereldschaal doen zich gelijkaardige dingen voor, waar ‘vervelend’ afval uit de industrielanden wordt verscheept en ergens anders terechtkomt.

Voor de mensen die in Napels wonen, moet het verschrikkelijk zijn, elke dag te moeten bewegen tussen die hopen stinkend afval. Te weten dat criminelen misbruik maken van deze ellende maakt het alleen maar erger.

Er is echter ook een dimensie aan dit soort problemen die me steeds erg raakt. Het heeft iets te maken met een onvermogen om buiten het gangbare model van de wegwerpeconomie te denken. Soms denk ik wel eens dat mensen verslaafd zijn aan dingen weggooien. Als ik door de stad loop ’s morgens verbaast het me elke dag weer wat een hoop rotzooi er die nacht weer is bijgekomen. De vanzelfsprekendheid waarmee mensen, zelfs gewoon overdag voor het oog van anderen, dingen op straat gooien verbijstert me. Ze vinden het blijkbaar normaal. En ze vinden het ook normaal dat anderen dat voor hen wel zullen opruimen. Waar het naartoe gaat, dat is iets waar ze blijkbaar niet over nadenken.

Dat je als consument langs alle kanalen van de economie wordt overdonderd met producten die gemaakt zijn om weg te gooien, maakt het natuurlijk niet gemakkelijker. Dingen die mooi gemaakt zijn, maar waarvan de essentie is dat ze er niet meer zijn, ik kan er eigenlijk niet bij. Gecreëerde gewoontes worden al snel tot een soort ‘rechten’. Ik kan me voorstellen dat je kunt zeggen dat het mogelijk moet zijn om op de meeste plekken op korte afstand iets te drinken te vinden. Maar in onze consumptiemaatschappij wordt dat vertaald in: op elke plek, op elk uur, moet je binnen de vijf stappen ergens een wegwerpfles met drank kunnen kopen. Drinken kun je perfect democratisch organiseren, zonder een hoop afval, b.v. door het plaatsen van drinkwaterfonteintjes. Je kunt ook perfect zo’n handig klein flesje dat bedoeld was om weg te gooien opnieuw vullen en telkens opnieuw gebruiken. Maar dat zal wel niet ‘hip’ zijn zeker?

Onze manier van leven heeft tot een soort collectief autisme geleid. Er is een soort scheiding gekomen in het hoofd van velen waardoor ze niet meer weten of zien waar dingen vandaan komen en waar ze naartoe gaan. Het is een beetje vergelijkbaar met de kinderen die denken dat melk uit een fabriek komt. Wat helemaal niet gewoon is, wordt vanzelfsprekend, of zelfs een recht.

Veel mensen denken dat ze het recht hebben om iets weg te gooien, en vinden dan vervolgens dat ‘de’ overheid dat recht moet garanderen. Je kunt verwachten dat de overheid de afvalophaling organiseert, maar niet dat de overheid ervoor zorgt dat er stortplaatsen zijn. Op is op, zo simpel is het. Je kunt geen grond bijmaken. Je kunt er wel voor zorgen dat de hoeveelheid afval zodanig wordt teruggedrongen dat je alles netjes kunt verwerken, met zo weinig mogelijk restafval.

Het is op zich een heel merkwaardige hersenkronkel, maar ze lijkt normaal: het recht opeisen op iets dat niet onbeperkt aanwezig is. Als ik één koe zou hebben, en ik zou het recht opeisen van die koe om mij elke dag x aantal liter melk te leveren, dan wordt dat meteen duidelijk. Als de koe een hoeveelheid melk geeft waardoor ze niet in melkgeefstress komt, dan kan dat op een duurzame manier rustig doorgaan. Ik heb melk, en de koe komt niet al te zeer in de problemen.

Die simpele gedachte is blijkbaar te moeilijk voor velen. Zo zijn er mensen die het ‘recht op olie’ opeisen. Hoe kun je nu recht hebben op iets dat in beperkte mate in de grond zit, en dat door de natuur is gemaakt? Je kunt iets enkel een recht noemen als het op duurzame wijze uitbreidbaar is naar iedereen. Je zou kunnen berekenen hoeveel water je aan de grond kunt onttrekken voor land x zonder dat de regeneratiecapaciteit wordt aangetast. Die hoeveelheid zou je dan kunnen delen door het aantal inwoners. En dat is dan ook de hoeveelheid waar je recht op kunt hebben, maar meer niet.

Toen ik klein was, waren er nog grote storten in de gemeente, waar alle huisvuil naartoe ging. Het leek weg, maar was het niet. Wat toen werd weggegooid, is daar nu nog altijd. Een klein plastic bekertje dat ik in de grond stop kan het daar in principe veel langer uithouden dan ik nog kan leven. Wat de generaties voor mij hebben weggeredeneerd, want meer is het eigenlijk niet, wordt door de huidige generaties in zware munt betaald, onder meer door dure bodemsaneringen. Wat zij niet wilden zien, kon naar ‘elders’ gebracht worden. Het probleem is alleen dat in een begrensde wereld ‘elders’ niet bestaat.

Geen opmerkingen: