De trein door een mooi en ingetogen landschap. Een zomer maar nog niet met grote overtuiging. Terug op weg naar huis na een verjaardagsfeestje. Van het ene land terug naar het andere. En hoe de dingen ineens weer terugkomen. De zomer van 1999.
Hetzelfde feestje. Toen was hij nog klein, nu is hij een grote jongen geworden. Met een stem die omslaat en in de war is. Toen was het heel warm.
Later is die zomer zo vaak opnieuw overdacht, herhaald en uitgelegd. “Had je het dan niet voelen aankomen?” Er was alleen de overtreffende trap van moe. Hoe vaak heb ik het die maanden niet gehoord. “Je ziet er zo moe uit.” Er waren zoveel redenen waarom, dacht ik. Maanden zonder onderbreking werken. En dat soort dingen. Gewoon aan vakantie toe.
Daar bij het feestje. Wankel en ijl. Pas na lang zitten buiten op het terras lijkt het iets beter te gaan. Dat het wel over zou gaan, zal wel gezegd zijn. Gewoon vakantie zou wel genoeg zijn.
Doodop overgeleverd aan de lange rit met de trein. Langzaam trekt het lichaam weer bij.
De vakantie kwam, en er veranderde niets. Lichte koorts. Tegen jezelf zeggen dat het wel beter zal gaan, dat je moet wachten.
De zomer van de zonsverduistering. Al half augustus. Nog niet beter. Rillen en klappertanden van de koorts.
Tegen jezelf zeggen dat je misschien toch eens naar de dokter moet gaan. En toen ging het snel. Voor er twee weken voorbij waren, was het woord kanker in mijn leven gekomen.
De spreekkamer in het grote ziekenhuis. Twee dierbare mensen bij me. De verslagen van alle onderzoeken. En de conclusies en de verwachtingen voor de weken die zouden volgen. Na het gesprek nog een koffie beneden in de grote hal: “Heeft hij nu eigenlijk gezegd dat ik kanker heb?” Dat had hij dus gezegd. Daarna thuiskomen, en iedereen bellen, en telkens dat ene woord zeggen, tot het ook als woord in me zou zitten. Het verdriet van anderen was het moeilijkst. En waarom zou hij later net dood gaan voor ik hem kon zeggen dat ik genezen was?
En het bezoek aan de zee net daarna.
Nog voor de zomer om was, was alles van start gegaan.
Die zomer. Hij schuift weg in de tijd. Maar het landschap herinnert zich alles nog. Net als de spiegel.
Hij is een grote jongen geworden ondertussen. Hij schuift vooruit in de tijd. Niet lang na die zomer toen wilde hij van me weten: “Hoe ziet dat eruit, een kanker, ome jan?” Tussen twee lepels soep.
Het is moeilijk om moe te zijn in juli. Het is onvermijdelijk om moe te zijn in juli. De tijd heeft ook zijn rechten. Leren jezelf terug te geven aan de tijd. Jaar na jaar, tot enkel de seizoenen overblijven.
Er is een zachte lucht op een zomeravond. Er is geen antwoord daar op de vraag waarom de ene leeft en de andere niet. De wolken lijken te glimlachen. Wij zijn de rivier, kijk maar. Je kunt er gewoon in gaan staan, en voelen hoe het zachte water je rug streelt. Dat is het enige antwoord.
Zomers zijn er om verjaardagen te vieren. Misschien is dat de reden waarom je reist van hier naar daar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten