04 oktober 2009

De droom

‘Ik ben blij dat je gekomen bent.’
‘Ik kom hier graag, dat weet je.’
‘Gisteren was het een moeilijke dag. Zo groot is het hier niet, maar alles leek te groot, alsof ik hier verloren liep. Zelfs alsof ik hier nooit eerder was.’
‘Dat overkomt mij ook wel eens.’
‘En toen dacht ik dat ik vandaag graag voor je wilde koken. Dan wordt het huis anders.’
‘Met jouw eten kun je me altijd verleiden.’
‘Ho maar, geen te grote woorden, het is nog vroeg.’
‘Wat maakt het allemaal uit, we hebben geen tijd meer om te jong te zijn.’
‘Kijk, er is nog een beetje licht buiten. Het gaat langzaam weg. Het is alsof alles stiller wordt dan.’
‘Dat is zo. Vertel nog eens verder over gisteren.’
‘Ik weet niet wat de aanleiding was, maar ik vroeg me ineens af of ik eigenlijk wel iets bereikt heb of zo. Dat klinkt nu zwaarder dan het is. Maar ik dacht aan mijn dochter. Ze doet het zo goed, en ik ben zo trots op haar. En toch dacht ik: hoe kan het dat zij zo is geworden, en dat ondanks mij. Ik ben geen goede vader geweest voor haar denk ik.’
‘Ik denk echt dat je je vergist. Het is goed. Als jullie twee samen zijn, en ik zie hoe ze naar je kijkt, dan weet ik dat het wel in orde is.’
‘Maar ik had meer willen kunnen doen. En nu lijkt het alsof ik haar niet kan beschermen of zo.’
‘Zij is daar nu, in haar leven, en toch dicht genoeg bij jou. Zie je dat dan niet?’
‘Misschien heb je wel gelijk. Ik heb haar nog gebeld vanmorgen, maar ik wist niet goed wat ik moest zeggen. Maar ze had het wel door denk ik, ze lachte.’
‘Als je over haar praat, dan begin je helemaal te glanzen. Het is mooi om te zien.’
‘Straks word ik nog verlegen. Jij hebt het alleszins wel goed gedaan met jouw kinderen, wees maar heel trots.’
‘Oei, dat is veel gevraagd, maar ik ben wel tevreden.’
‘Ik heb nog over je gedroomd trouwens vannacht. Het was zomer, en ik reed met de fiets rond. Het was ergens op het platteland, en langs de weg waren overal boerderijen, telkens met veel land tussen. En in een daarvan woonde jij. Ze stond dicht tegen de weg, in een bocht. En jij liet me daar in de groentetuin allerlei mooie dingen zien.’
‘Ik op een boerderij? Dat is misschien wat te veel van het goede. Ik had eerder deze week ook nog van jou gedroomd trouwens. Je was aan het werk in een schrijnwerkerij. Je was aan een stoel bezig. Maar het was alsof je een beetje de kluts kwijt was. Je stond daar maar te kijken, en je leek niet te weten hoe je het verder moest aanpakken.’
‘Dat zou wel eens kunnen kloppen, wie weet. Ik vraag me wel eens af soms hoe het eruit zou zien als je je droom zou kunnen opnemen, op een dvd of zo, en dan daarna op je televisiescherm opnieuw bekijken.’
‘Ik denk dat ik dat liever niet zou willen zien.’
‘Soms denk je toch tijdens een droom dat je zou willen vasthouden wat je ziet. Alleen al maar omdat er soms erg veel gebeurt en je naderhand niet meer juist weet wat het allemaal was. Maar eigenlijk is het ook om de beelden zelf te zien. Om te zien of ze wel kloppen. Als er iets gebeurt in een landschap, zie je dan wel het hele landschap, of zie je enkel een persoon die uitgesneden is uit dat landschap. En kloppen de kleuren wel, en dat soort dingen.’
‘En zou iemand anders, iemand als ik, dan ook naar jouw dromen mogen kijken?’
‘Dat weet ik niet. Misschien wel. Maar gelukkig stelt die vraag zich niet.’
‘Jij bent een van die mensen van wie ik op afstand kan voelen wat ze voelen, of zoiets. Of dat denk ik toch. Soms overvalt het me ineens, dat ik denk dat er iets is met jou.’
‘Dat gevoel ken ik, dat is bij mij ook zo.’
‘Maar je moet het ook wel zeggen, als het niet goed gaat of zo. Dat zijn we aan elkaar verplicht.’
‘Dat beloof ik je.’
‘Het is misschien een beetje als met die dromen opnemen, maar soms ben ik bang om alle verhalen te verliezen. Alle dingen die ik me herinner, maar zeker ook alle dingen die nog niet verteld zijn. Het is alsof die verhalen ergens in de lucht hangen, en wachten op ons. Maar misschien hebben ze maar een beperkte houdbaarheidsdatum of zo, ik weet het niet.’
‘Misschien is er zo ook wel een collectie dromen die nog moeten gedroomd worden.’
‘Ja, stel je voor, misschien is het wel zo.’
‘Laten we nog even bij het raam gaan zitten daar, er is nog genoeg avond over.’
‘Ja, dat zullen we doen.’

Geen opmerkingen: