Dat het maar om te lachen was, dat dacht ik even toen ik het interview las met onze nieuwe Vlaamse minister van milieu. Maar nee, toch niet. Ik heb het wel zeker drie keer opnieuw gelezen, en het stond er wel degelijk. Op de vraag van de journalist hoe Vlaanderen de ambitieuze klimaatdoelstellingen zal halen, gaf ze het volgende antwoord: “Ik vind dat we vanuit Vlaanderen inzake ontwikkelingssamenwerking moeten inzetten op projecten waardoor in de derde wereld het milieu beter wordt en de uitstoot daalt. Wij kunnen hier wel veel doen, maar daar zit een limiet op, anders mogen we niets meer, zelfs niet meer ademen.” Hallo?
Te veel verontwaardiging welt in me op om rustig op zoveel stuitende onbeschaamdheid te reageren. Ongetwijfeld vindt de minister zichzelf een redelijk en verantwoordelijk mens. Ongetwijfeld gaat de minister ervan uit dat zij voldoende ‘realistisch’ moet zijn. Misschien vindt ze dit soort uitspraken een vorm van het zo vermaledijde ‘goed bestuur’. Misschien vindt ze zelfs dat Vlaanderen al veel doet.
Hoe je het echter ook draait of keert, deze uitspraak getuigt – al dan niet impliciet – van een brutaal en schokkend egoïsme. De essentie van het klimaatvraagstuk is dat het een rechtvaardigheidsprobleem is. Het probleem met de broeikasgassen is ontstaan door de gecumuleerde uitstoot van een rijke minderheid van de wereldbevolking. De Vlaamse regio hoort bij de rijkste gebieden ter wereld, en heeft dus wel degelijk een ernstige medeverantwoordelijkheid bij het ontstaan van het probleem. Ondertussen is het klimaatsysteem door menselijk ingrijpen ernstig uit balans gebracht. We hebben nog even, enkele jaren, om de trend te keren. Als we dat niet doen, dreigt een grote klimaatchaos. De grootste gevolgen van de klimaatverandering, veroorzaakt door een minderheid van rijken, worden en zullen worden gedragen door een meerderheid van armen. En dat aan de andere kant van de wereld, in landen die zelf het minst hebben bijgedragen aan het probleem.
De rijke landen hebben een soort ‘voorlopervoordeel’. Ze waren eerst, en konden daardoor meteen het grootste stuk inpalmen. Dat geldt voor de atmosfeer, maar evenzeer voor de grondstoffen. 20% van de wereldbevolking gebruikt zo’n 80% van de grondstoffen. In een eindige wereld betekent dat dat 80% van de mensen het met 20% moet doen. In een regio als Vlaanderen leven we op een te grote voet. Voor onze manier van leven doen we beroep op grond en hulpbronnen tot ver buiten onze grenzen. Ons type van welvaart, met zo’n grote materiële impact, proberen uit te breiden naar de hele wereld zou volstrekt niet lukken, de planeet kan dat totaal niet aan. Maar er is geen enkele zinnige reden te bedenken waarom een Vlaming meer recht zou hebben op een waardig leven als iemand uit Congo. Veel landen uit het Zuiden willen hetzelfde nastreven wat wij hier hebben. Maar een zelfde uitstoot van broeikasgassen zou tot catastrofale gevolgen leiden. De enige rechtvaardige manier om dit dilemma op te lossen is de ecologische ruimte die er is, binnen duurzame grenzen, eerlijk te verdelen over iedereen. De enige rechtvaardige manier om mensen in het Zuiden eerlijke kansen op ontwikkeling te bieden – iets wat we voor onszelf vanzelfsprekend vinden – is dat een ecologisch ‘gulzige’ regio als Vlaanderen de eigen ecologische voetafdruk drastisch naar beneden haalt, en zo letterlijk ruimte maakt voor anderen.
En met de opvolger van Kyoto staan we nu voor het uur van de waarheid. De Kyotonormen halen was al niet zo gemakkelijk, maar in wezen was het perfect haalbaar binnen het gangbare systeem. Om tot klimaatrechtvaardigheid te komen, zouden we nu vervolgens de emissies van broeikasgassen met tot 80% of meer moeten terugbrengen. En dat dan nog binnen het eigen gebied, en niet door schone lucht elders te kopen. Een verantwoordelijke politicus zou de eigen bevolking op dat perspectief moeten voorbereiden. Onze minister van milieu denkt daar blijkbaar anders over… Van een minister die vertegenwoordigster is van een partij die de naastenliefde en de zorg voor de heelheid van de Schepping hoog in het vaandel zou moeten voeren, had ik eerlijk gezegd toch wel iets anders verwacht.
Want wat zegt de minister nu eigenlijk? Ze zegt dat we in wezen niet veel kunnen of willen veranderen aan de ecologische impact van onze levenswijze. Met andere woorden: onze ‘gulzigheid’ is ons recht. We gaan bij die anderen, die veel minder hebben, ervoor zorgen dat er geen uitstoot bij komt, en dan kunnen wij rustig op ons niveau blijven. Als we echt zouden veranderen, kunnen we natuurlijk nog steeds ademen, maar het zou iets minder ‘prettig’ zijn. En dat door die onbeschaamd egoïstische houding aan de andere kant van de wereld vele duizenden mensen bedreigd worden in hun leven, dat is vervelend, maar hun probleem, zo lijkt de minister te suggereren.
Moeten de zogenaamde ‘ontwikkelingslanden’ dan geen rol spelen in een mondiaal klimaatakkoord. Natuurlijk wel. Maar dat kan en zal er enkel komen als het een rechtvaardig akkoord is. En de enige vorm van rechtvaardigheid denkbaar bestaat erin dat wie de grootste verantwoordelijkheid draagt voor het probleem dat ook meteen doet voor de oplossing. Pas als een regio als Vlaanderen overtuigend kan bewijzen écht ecologische verantwoordelijkheid op te willen nemen, zal men landen in het Zuiden mee kunnen krijgen.
In dat laatste heeft de minister voorlopig geen zin, zoals verder in het interview blijkt: “Maar Vlaanderen leeft niet op een eiland; we moeten niet meer doen dan de rest van Europa.” Nochtans getuigt de houding van de minister van een erg groot eilanddenken. Wie een beetje eerlijk nadenkt, beseft echter dat net het klimaatprobleem er mee voor heeft gezorgd dat er in deze wereld geen eilanden meer zijn. Wat wij hier doen, heeft gevolgen aan de andere kant van de wereld. En wie denkt de ellende, waar wij mee voor verantwoordelijk zijn als we het roer niet omgooien, veilig aan de ‘andere’ kant van de wereld te houden, vergist zich. Meer zelfs: die getuigt van een beschamend niveau aan kortzichtig egoïsme. Wie denkt zich terug te kunnen trekken in het eigen eiland, ten koste van anderen, nu en in de toekomst, vergist zich. Met ‘realisme’ of goed bestuur heeft dat niets te maken, met onverantwoordelijkheid jammer genoeg alles. Van een minister mag je toch minstens verwachten dat zij beter weet…
Te veel verontwaardiging welt in me op om rustig op zoveel stuitende onbeschaamdheid te reageren. Ongetwijfeld vindt de minister zichzelf een redelijk en verantwoordelijk mens. Ongetwijfeld gaat de minister ervan uit dat zij voldoende ‘realistisch’ moet zijn. Misschien vindt ze dit soort uitspraken een vorm van het zo vermaledijde ‘goed bestuur’. Misschien vindt ze zelfs dat Vlaanderen al veel doet.
Hoe je het echter ook draait of keert, deze uitspraak getuigt – al dan niet impliciet – van een brutaal en schokkend egoïsme. De essentie van het klimaatvraagstuk is dat het een rechtvaardigheidsprobleem is. Het probleem met de broeikasgassen is ontstaan door de gecumuleerde uitstoot van een rijke minderheid van de wereldbevolking. De Vlaamse regio hoort bij de rijkste gebieden ter wereld, en heeft dus wel degelijk een ernstige medeverantwoordelijkheid bij het ontstaan van het probleem. Ondertussen is het klimaatsysteem door menselijk ingrijpen ernstig uit balans gebracht. We hebben nog even, enkele jaren, om de trend te keren. Als we dat niet doen, dreigt een grote klimaatchaos. De grootste gevolgen van de klimaatverandering, veroorzaakt door een minderheid van rijken, worden en zullen worden gedragen door een meerderheid van armen. En dat aan de andere kant van de wereld, in landen die zelf het minst hebben bijgedragen aan het probleem.
De rijke landen hebben een soort ‘voorlopervoordeel’. Ze waren eerst, en konden daardoor meteen het grootste stuk inpalmen. Dat geldt voor de atmosfeer, maar evenzeer voor de grondstoffen. 20% van de wereldbevolking gebruikt zo’n 80% van de grondstoffen. In een eindige wereld betekent dat dat 80% van de mensen het met 20% moet doen. In een regio als Vlaanderen leven we op een te grote voet. Voor onze manier van leven doen we beroep op grond en hulpbronnen tot ver buiten onze grenzen. Ons type van welvaart, met zo’n grote materiële impact, proberen uit te breiden naar de hele wereld zou volstrekt niet lukken, de planeet kan dat totaal niet aan. Maar er is geen enkele zinnige reden te bedenken waarom een Vlaming meer recht zou hebben op een waardig leven als iemand uit Congo. Veel landen uit het Zuiden willen hetzelfde nastreven wat wij hier hebben. Maar een zelfde uitstoot van broeikasgassen zou tot catastrofale gevolgen leiden. De enige rechtvaardige manier om dit dilemma op te lossen is de ecologische ruimte die er is, binnen duurzame grenzen, eerlijk te verdelen over iedereen. De enige rechtvaardige manier om mensen in het Zuiden eerlijke kansen op ontwikkeling te bieden – iets wat we voor onszelf vanzelfsprekend vinden – is dat een ecologisch ‘gulzige’ regio als Vlaanderen de eigen ecologische voetafdruk drastisch naar beneden haalt, en zo letterlijk ruimte maakt voor anderen.
En met de opvolger van Kyoto staan we nu voor het uur van de waarheid. De Kyotonormen halen was al niet zo gemakkelijk, maar in wezen was het perfect haalbaar binnen het gangbare systeem. Om tot klimaatrechtvaardigheid te komen, zouden we nu vervolgens de emissies van broeikasgassen met tot 80% of meer moeten terugbrengen. En dat dan nog binnen het eigen gebied, en niet door schone lucht elders te kopen. Een verantwoordelijke politicus zou de eigen bevolking op dat perspectief moeten voorbereiden. Onze minister van milieu denkt daar blijkbaar anders over… Van een minister die vertegenwoordigster is van een partij die de naastenliefde en de zorg voor de heelheid van de Schepping hoog in het vaandel zou moeten voeren, had ik eerlijk gezegd toch wel iets anders verwacht.
Want wat zegt de minister nu eigenlijk? Ze zegt dat we in wezen niet veel kunnen of willen veranderen aan de ecologische impact van onze levenswijze. Met andere woorden: onze ‘gulzigheid’ is ons recht. We gaan bij die anderen, die veel minder hebben, ervoor zorgen dat er geen uitstoot bij komt, en dan kunnen wij rustig op ons niveau blijven. Als we echt zouden veranderen, kunnen we natuurlijk nog steeds ademen, maar het zou iets minder ‘prettig’ zijn. En dat door die onbeschaamd egoïstische houding aan de andere kant van de wereld vele duizenden mensen bedreigd worden in hun leven, dat is vervelend, maar hun probleem, zo lijkt de minister te suggereren.
Moeten de zogenaamde ‘ontwikkelingslanden’ dan geen rol spelen in een mondiaal klimaatakkoord. Natuurlijk wel. Maar dat kan en zal er enkel komen als het een rechtvaardig akkoord is. En de enige vorm van rechtvaardigheid denkbaar bestaat erin dat wie de grootste verantwoordelijkheid draagt voor het probleem dat ook meteen doet voor de oplossing. Pas als een regio als Vlaanderen overtuigend kan bewijzen écht ecologische verantwoordelijkheid op te willen nemen, zal men landen in het Zuiden mee kunnen krijgen.
In dat laatste heeft de minister voorlopig geen zin, zoals verder in het interview blijkt: “Maar Vlaanderen leeft niet op een eiland; we moeten niet meer doen dan de rest van Europa.” Nochtans getuigt de houding van de minister van een erg groot eilanddenken. Wie een beetje eerlijk nadenkt, beseft echter dat net het klimaatprobleem er mee voor heeft gezorgd dat er in deze wereld geen eilanden meer zijn. Wat wij hier doen, heeft gevolgen aan de andere kant van de wereld. En wie denkt de ellende, waar wij mee voor verantwoordelijk zijn als we het roer niet omgooien, veilig aan de ‘andere’ kant van de wereld te houden, vergist zich. Meer zelfs: die getuigt van een beschamend niveau aan kortzichtig egoïsme. Wie denkt zich terug te kunnen trekken in het eigen eiland, ten koste van anderen, nu en in de toekomst, vergist zich. Met ‘realisme’ of goed bestuur heeft dat niets te maken, met onverantwoordelijkheid jammer genoeg alles. Van een minister mag je toch minstens verwachten dat zij beter weet…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten