24 oktober 2009

Foto's

Er moeten foto’s gemaakt worden. Na eerder de tekst van het interview zijn nu de foto’s aan de beurt. Dat ik eigenlijk liever aan de andere kant van de camera sta, denk ik. Foto’s op het perron, met treinen rondom mij. Foto’s in de trein. Dat ik mijn best moet doen om mooi te zijn, denk ik nog even, het galmt ergens in mijn hoofd. Dat het wel niet echt te redden zal zijn, denk ik, gezien mijn beperkte staat van uitgeslapenheid, en al het andere. Dat het in dat geval toch niets meer uitmaakt, zo gaat de dialoog verder, in mijn hoofd. Gewoon jezelf overgeven, volledig in het nu, dan maar. Zenuwachtig ben ik eigenlijk niet, een beetje verlegen wel. De fotograaf is erg aangenaam, hij lijkt zich te amuseren. Dat ik een natuurtalent ben, hoor ik hem zeggen. Zoals steeds even de neiging om achterom te kijken, er zal wel iemand anders bedoeld zijn, maar er staat niemand achter mij. En het is niet omdat ik vanbinnen glimlach dat het vanbuiten ook te zien is. Zou dat eigenlijk iets uithalen? Dat men maar naar mijn ogen moet kijken, of zo. Misschien zijn er wel varianten van gelaat in mij, en heel misschien zijn ze wel waarneembaar. Het is een mooie treinreis, met een interessante babbel. Over mooie mensen in en om de trein. Hoe ze staan, hoe ze kijken, hoe ze bewegen, en hoe ze bekeken kunnen worden. In het apparaat in zijn handen zijn er beelden van mij, zo valt te veronderstellen. Hij stapt een station eerder uit, en neemt mij met zich mee, een beetje toch.

De woorden huizen in je lichaam. Zou het met de foto’s ook zo zijn? Of huizen die in een ander lichaam? De woorden kun je voelen, je kunt ze aanraken, als je voorzichtig genoeg bent. Ze moeten zich enkel even verbinden met de verhalen, die er ook al waren. Maar de foto’s. Ze kunnen in je zijn, de foto’s van anderen. Je kunt tussen de dingen lopen en de foto’s zien. Je kunt naar een ander kijken, en de foto zien die haar zou kunnen verbeelden. Je kunt alle foto’s zien die wachten om bevrijd te worden. Maar de foto die iets over jou zou kunnen zeggen, die huist niet in jou.

Mijn grootmoeder staat rustig en soeverein als altijd in de tuin. Er moeten foto’s gemaakt worden. Ze laat zich gewillig fotograferen. Zij heeft meer aanleg om natuurtalent te zijn, denk ik nu, zoveel jaar na die foto. De foto is altijd wel ergens in mijn buurt. Waar ze me aan kan kijken. Een moment heel wat jaren na die foto. Ze ligt in haar kamer in dat gebouw waar ze haar laatste maanden zal zijn. Half slapend, half wakker. Ze lijkt soms te wachten tot het leven haar zal verlaten. Ik kijk naar de varianten in haar gelaat, zij heeft ze wel. De ene na de andere foto komt naar me toe. Het zullen de laatste foto’s worden die van haar gemaakt zijn.

Een jongen fietst door het landschap. Op zoek naar foto’s. De weg lijkt een soort dreef, met die grote bomen aan beide kanten. Gezien van op deze brug over de kleine rivier die bij het dorp hoort. Een beetje verder zal de rivier de watermolen bereiken. Van die molen is al lang niets meer te zien. Alleen verval is er nog. De foto wordt gemaakt van de weg, de bomen en het licht. De vader is niet tevreden over de foto. Ze is verkeerd belicht. Of alleszins niet goed genoeg. Maar hij probeert ze te redden in de donkere kamer. De foto wordt mee ingestuurd voor een wedstrijd, die uiteindelijk tot een prijs zal leiden. En zoveel jaar later. Een vader en een zoon fietsen over dezelfde weg. Ze fietsen door de foto. De watermolen is opnieuw opgebouwd. De raderen draaien. Alles wordt getoond. De watermolen is er nog.

De grootvader ziet de foto die van hem gemaakt is, daar op die plek in de keuken. Hij weet nog niet dat het de laatste foto zal zijn die van hem gemaakt is. Hij schrikt van zichzelf op de foto, wil ze niet zien. Wat heeft hij gezien? Hij heeft zijn arm om zijn kleindochter geslagen en kijkt diep de camera in. Zou de foto het zelf weten wat hier gebeurt?

Hoe lang zou je iemand moeten fotograferen om er te komen, daar waar je zou willen zijn? Hoe vaak zou je moeten proberen? Ik denk niet dat het fototoestel je ziel weg neemt. Het voegt er iets aan toe, als je lang genoeg wacht en vaak genoeg probeert. Er komt een ziel bij, die alleen in die foto kan wonen, maar toch bij je gaat horen.

Er zijn foto’s die zouden kunnen blijven. Zou er iemand zijn die ooit naar die foto’s zal kijken als ik er niet meer ben? En wat zou zij of hij dan zien? Zou het te weten zijn, te vermoeden zijn? En is het enkel die ander, die toegevoegde ik, die men zal zien? Zal alleen die ander, versteend in de tijd, maar levend in het beeld, overblijven? En waar in een lichaam zullen die beelden blijven? Zouden ze zich tussen de woorden begeven?

1 opmerking:

http://uvi.skynetblogs.be/ zei

"Er moeten foto’s gemaakt worden. Na eerder de tekst van het interview zijn nu de foto’s aan de beurt."


En waar kunnen we dat lezen?