20 oktober 2009

The Humbling


“He’d lost his magic. The impulse was spent. He’d never failed in the theater, everything he had done had been strong and successful, and then the terrible thing happened: he couldn’t act. Going onstage became agony. Instead of the certainty that he was going to be wonderful, he knew he was going to fail. It happened three times in a row, and by the last time nobody was interested, nobody came. He couldn’t get over to the audience. His talent was dead.” Dat is de eerste paragraaf van het nieuwe boek van Philip Roth, The Humbling (verschijnt binnenkort in het Nederlands als De vernedering). Met deze laconieke opening is meteen de toon gezet voor andermaal een aangrijpend en meedogenloos verhaal waarin een ouder wordende man in het duister tast. Het is een thema dat ook in andere boeken van de Amerikaanse auteur voorkomt. Met de ouderdom komt er hier geen wijsheid, inzicht of verzoening. Er zijn geen ontwapenende onhandige klunzen aan het werk met wie je minzaam zou kunnen glimlachen. Er is geen breed ademende tragiek die je kan beroeren. Er is geen genade in dit universum.

Het boek, meer een novelle dan een roman, bestaat uit drie delen. Het zouden drie bedrijven van een toneelstuk kunnen zijn. Er te veel over vertellen zou niet goed zijn. De combinatie van het naakte verhaal en die heel eigen stijl van Roth maken het effect uit van dit boek. Als lezer kijk je door de ogen van het mannelijke hoofdpersonage naar wat op het toneel gebeurt. Ontdaan van alle franjes. Het is precies die focus die ook het noodlot uitmaakt dat over het boek hangt. Dat noodlot hangt niet ergens buiten de personages in de lucht. Het zit in de kijk van de man die centraal staat in het boek, een kijk die misschien ook niet anders had kunnen zijn.

Het verhaal gaat over Simon Axler, een beroemde acteur, die ineens niet meer in staat is om te spelen. Het ontsnapt hem gewoon. Hij is niet meer in staat om een stuk of een rol echt te maken, voor het publiek en voor zichzelf. Hij ziet zichzelf ineens als de keizer zonder kleren. Zijn vrouw, die al genoeg te doen heeft met zichzelf en haar zoon die moeilijk in het leven staat, kan de implosie van haar man er niet meer bij nemen en verlaat hem. Hij laat zich tijdelijk opnemen in een psychiatrische kliniek wanneer hij de gedachte aan zelfdoding dichterbij voelt komen, maar dat levert niets op. Zijn agent probeert hem te overtuigen om terug naar het theater te komen, maar ook dat leidt tot niets. Axler is er ten diepste van overtuigd dat alles over is en dat hij het niet meer kan. Er is geen speciale verklaring of aanleiding aan te wijzen, geen toestand die zou kunnen opgeheven of hersteld worden. Het is in zijn ogen gewoon wat het is. Als lezer kijk je mee met wat in wezen een onaangename en zelfingenomen man is. Je merkt ook hoe je hem zelf zou willen tegenspreken, zou willen aanzetten om zichzelf weer op te rapen en door te gaan. Het leidt allemaal tot niets.

In het tweede deel van het boek zorgt een vrouw voor een ommekeer. Verlangen, lust en jaloezie nemen het over. Misschien wil Axler zijn leeftijd vergeten, of transformeren. Misschien wil hij zijn leven kneden tot een fictie hij zelf kan geloven. Het toneelstuk dat hij voor zichzelf opvoert zou genoeg kunnen zijn. In het derde deel neemt de werkelijkheid het over, maar die laat zich niet regisseren. Het duister wordt verkend, in de hoop de dag vast te kunnen houden. Woorden uit bekende toneelstukken worden gezocht in de hoop dat ze sleutels kunnen zijn tot de echte werkelijkheid. Een doek valt.

Mensen worden niet wijzer of gewoon minder dom met het ouder worden, dat lijkt de auteur te willen zeggen in dit boek. Ze krijgen geen inzichten die hen kunnen beschermen tegen wat er fout kan gaan. Er groeit geen deemoed die tot nederigheid zou kunnen aanzetten. Als ze op het toneel staan, en ze geloven wat ze daar staan te doen, dan lijkt het alsof alles op zijn plaats staat. Dan staan ze in het volle licht van de spot. Van waar ze staan, kunnen ze niemand zien in het duister van de zaal. En als de spot uitgaat, of het stuk ineens niet meer ‘echt’ is, is er niets meer. En wat er dan gebeurt, wordt een onvermijdelijke vernedering.

1 opmerking:

http://uvi.skynetblogs.be/ zei

Mensen worden niet wijzer of gewoon minder dom met het ouder worden, dat lijkt de auteur te willen zeggen in dit boek.

Grijs is geen synoniem voor wijs.
De jeugd van tegenwoordig
en de senioren van die goeie ouwe tijd...

ach,
er zijn wijze jongetjes
en domme ouwe zakken...