17 juli 2010

Oregon



Je moet het maar een keer horen, en het blijft in je hoofd hangen. De onvermijdbare zoete melancholie, en het trage verdriet. In die stem, en die voorzichtige banjo. Er is een ruimte die je ziet, wanneer je dit hoort. Wat je ziet, lijkt uitgestrekt, herbergt iets van troosteloosheid.

Het is muziek die hoort bij een jeugd. Ze was aanwezig in het huis. Ze werd opgenomen. Jaren later bleek ze nog aanwezig. Jaren later, een avond waar de oude zanger – voor het laatst, zo zou snel blijken – zijn publiek even kwam begroeten.

Er was zoveel muziek in het huis. Het leek zo vanzelfsprekend. Waarschijnlijk was het dat niet.

Wat zou je je herinneren als je deze muziek hoort? Het is alsof je je iets herinnert. Iets wat je zou kennen. De muziek lijkt je terug te brengen tot een plek die daardoor altijd in je bereik heeft gelegen. Waardoor je elke keer kunt zeggen: ik ben daar geweest.

Misschien is het ook de plaats waar je voor het eerst die platen hoorde die je blijft zien. Hoe je zat aan de platenkast. Zoals je je soms van een boek alleen nog de geur herinnert die er was terwijl je het las. Zoals je soms maar naar iemand moet kijken om samen dezelfde herinnering te zien. Alles is tastbaar, en zal het ook altijd blijven.

En soms hoor je iemand praten, over diezelfde muziek. Je zet even de radio harder om de woorden te horen. Je zou willen dat die stem trager zou praten, zodat het langer zou duren.

Je zou erover willen praten, met iemand die er niet meer is. Je zou verlegen zijn, zoals altijd.

Het is zoals met woorden. Ze zijn zo fysiek. Je kunt ze aanraken. Ze zijn van graniet, kunnen nooit ontsnappen aan de eigen materie. Ze kunnen alleen dromen van het vervloeien. Ze kunnen alleen verlangen naar wat er tussen de woorden te zien is. Zoals de liefde. Die is er misschien alleen maar tussen de woorden. Waardoor de woorden zich in al hun eeuwige onvolmaaktheid onmisbaar maken, omdat er enkel zo een ruimte tussen de woorden kan zijn. Iets van die naar zachtheid verlangende hardheid van de woorden kun je in de muziek horen.

Dat je iemand zou zijn, het is een illusie. Je bent hoogstens een knooppunt van alles wat ontsnapt en tegenstrijdig is. En elke dag opnieuw vertel je een verhaal over jezelf. Wanneer je iets zegt tegen een ander, zeg je daarmee ook dat jijzelf ergens in de ruimte bent. Je zou de dingen erdoor kunnen bepalen, door hun afstand. Je suggereert, door de volgorde van de woorden, dat min of meer af te lijnen zou zijn wie je bent. Maar elke dag vertel je een nieuw verhaal, vertel je opnieuw een verhaal. Je houdt je eigen zand tussen je vingers. Telkens opnieuw. Maar soms, met muziek, is het heel even alsof in dat alles ergens een rustpunt is. Iets raakt je, waardoor een eindeloze beweging heel even gaat liggen. Iets raakt daardoor een plek die er altijd al moet geweest zijn. Zo lijkt het toch.

Het is muziek van een andere tijd, zeggen sommigen. En ze zullen wel gelijk hebben. Je hebt die tijd naar je toe gehaald. Als een uitbouw. Waardoor het beter wonen is.

Er is iets met die eerste noten. En die tweede stem die zich er nauwelijks hoorbaar onder weeft. Nog voor de woorden komen. Ze zeggen iets over wat gaat komen. Je kunt de akkoorden zien. Heel even lijkt het alsof je het leven, al is het maar voor enkele minuten, uit elkaar zou kunnen leggen en twee heldere lijnen.

Hoe geruststellend het is, dat je die muziek bij je kunt houden. Je moet enkel je ogen sluiten en de noten oproepen. Ze komen zo naar je toe. Je weet dat je niet meer moet doen dan dat, om iets van jezelf terug te vinden.

Geen opmerkingen: