15 juli 2010

Zou je willen verdwalen

Het kleine meisje ligt dicht bij me te slapen. Ze is nog maar enkele dagen in de wereld. Daarvoor was ze er natuurlijk ook al, maar het tellen was nog niet begonnen. Je telt vanaf de eerste dag in deze wereld. Vanaf het weggroeien. Misschien is een kind alleen maar dan helemaal van je als het er nog niet is. Het blijft nog lang schuilen in warme handen. Het blijft nog lang cirkelen. Het zal weglopen, omdat er een punt is waarvan het kan weglopen, zodat er ook altijd een terugkeer mogelijk is. Ooit zal het dat alles. Ooit zal wie wie draagt ongemerkt keren. Nu is alles nog hier. Het is steeds moeilijk om niet te laten zien hoe verlegen ik ben bij zo’n bezoek. Hoe graag ik gewoon zou zitten kijken. Het groeien zou te zien zijn. Het is tijd om weer te gaan. Zodat ik gelukkig niet alles kan zeggen wat me ontroert. De moed van twee mooie mensen om een kind in deze wereld te brengen. Om pal voor de wind te gaan staan, en te zeggen aan die kleine meid dat ze veilig zal zijn, dat alles goed zal komen. Meer kun je niet zeggen, waarschijnlijk, maar het is al genoeg.

Enkele uren later wordt de lucht zwart. Alsof iets moet duidelijk gemaakt worden. Het lijkt gemakkelijker om niet thuis te zijn. Zodat je niet kunt voelen dat je je niet veilig zou wanen. Je spreekt jezelf toe. Dat je gewoon moet wachten, tot wat te gebeuren staat zal gebeuren. Dat aanvaarden wat groter is de normale orde der dingen is. Dat gewoon blijven ademen en straks doen wat zich aan zal dienen beter is. Je wacht tot het kan, tot je buiten kunt gaan. Misschien kun je met een leeg hoofd, zonder bespiegelingen, naar de trein gaan. Gewoon tussen de lichte chaos gaan staan, en de trein nemen wanneer die komt. Misschien is dat een betere strategie. Geen demonen. Je kijkt naar lichtjes gespannen mensen. Hun dunne zomerspullen plakken tegen hun huid. Het was natuurlijk overmoed om niets mee te nemen tegen de regen die zou komen. Maar je kunt er nu gewoon naar kijken. En plots horen dat een trein zal komen. Rustig naar beneden gaan, en wachten. Er is veel plaats. Mooie mensen stappen op de trein. Daarbuiten ergens is de zon al terug. Mensen dampen zich weer droog. Ze vertellen verhalen. Alles zou normaal kunnen zijn.

Een dag eerder, in een ander station. Rustig staan wachten op een trein die normaal ook nog een verbinding zal garanderen. De trein waarop je wacht, blijkt ineens niet meer te zullen komen, of toch niet meteen. Je kijkt naar die paar mensen die ook staan te wachten. Een jonge vrouw is naast je komen staan. Even wordt er naar elkaar gekeken. Een volgende trein wordt op een ander spoor aangekondigd. Je loopt trappen op en af. Zij is ook meegekomen, zo blijkt. Even wordt er naar elkaar gekeken, nu met een lichte glimlach. Iets van solidariteit. Als we hier nu toch staan te wachten, kunnen we even goed vriendelijk zijn. Er wordt omgeroepen dat de eerdere trein nu toch zal aankomen, en ook als eerste zal vertrekken. Je loopt terug trappen op en af. Dan zie je dat zij op het andere perron is blijven staan. Er wordt even gekeken, met een lichte verwarring. De trein rijdt binnen. Je gaat aan het raam zitten waar je het andere spoor kunt zien. Er wordt gekeken, en na een klein moment van lichte onrust wordt er gezwaaid. De trein vertrekt. Alles is licht. Alles is goed. Vanaf nu mag alles weer gewoon voorbij gaan.

Een verjaardag. De stoel is nog nat. Die heeft een onweer doorstaan, enkele uren eerder. De boeken zijn weer niet echt goed ingepakt. Ook dat ritueel moet herhaald worden waarschijnlijk. Het geeft niet. Het bevrijden uit de verpakking gaat voor, dat geldt ook voor andere dingen. Even ben je verlegen, maar het gaat weer over. Je bent bezig samen oud te worden, denk je nog even. Je bent stilaan in dat stuk gekomen waar je weer dichter bij elkaar gaat zitten, en steeds omkijkt of iedereen er nog wel is. Je weet niet of je het goed doet. Het geeft niet. Je bent zo geworpen.

Er wordt gebeld. Afspraken worden gemaakt, om dan en dan. Iets is gemakkelijker geworden, doorheen de tijd, hoor je jezelf denken. Misschien leer je de dingen ooit nog wel, een klein beetje toch. Iets is moeilijker geworden. Eens de afspraak is gemaakt, of eens je je hebt voorgenomen om dat of dat tegen die of die te zeggen, komt er onrust bij. Tussen nu en dan kan alles gebeuren, alles tussen inslaande meteorieten en gewoon weglopen. Iets heeft hiervoor gezorgd, ooit, en het zal nooit meer veranderen. En misschien is ook dat beter. Het doet je anders ademen, en anders kijken.

Geen opmerkingen: