04 juli 2010

Trage vrede

Soms kan het ineens omslaan. Tot net daarvoor leek je in rust, even gestaag bewegend als een voorzichtige rivier. En plots is het anders. Je kijkt om je heen, nog even alleen als daarvoor, en ineens lijkt het alsof je alleen bent. Iedereen gaat weg, vandaag, of zoiets. Iedereen gaat ergens naartoe, naar iemand toe. En jij bent er nog. Je zult lezen, of schrijven, en het zal ook weer gewoon wegebben.

Hoe doe je dat, echt nederig worden? Soms krijg je een klein inzicht. Je ziet hoe je zou kunnen ademen en kijken en luisteren. Je ziet de kleine keuzes die zich elke dag aanbieden, ze beloven een ander soort rust. Soms is het alsof je er iets van begrijpt. Waarna het verdwijnen weer verdwijnt.

Je doet het maar niet, aan iemand zeggen: mag ik je even voorzichtig strelen, dat hoort bij het moment van de dag.

Je ziet de tijd, in al die anderen. De lijnen van het lichaam. Je ziet de verhalen erbij. En ze worden nog mooier.

Soms ga je trager de trap op. Om elke spier te voelen. Om in dat alles te verdwijnen. Om niet meer te zijn waar je naartoe gaat, maar enkel nog dat je beweegt.

Soms moet je lang alleen zijn om weer bij iemand te kunnen zijn. In die uren trek het water zich langzaam terug van het strand. Je kunt verdwijnen uit jezelf, om als een leeg, maar doorwaadbaar omhulsel over te blijven. Wat zou er gebeuren als iemand die leegte aan zou raken? Maar na een tijd is het tijd. Je zou een plek kunnen zijn waar het water weer binnen mag stromen.

Soms twijfel je nog. Of je toch niet, ooit, iets had moeten doen dat groter is dan klein. Of je gedaan hebt wat in je lag te wachten. Of je korte verblijf in dit dal enig spoor zal hebben nagelaten. Je spreekt jezelf bemoedigend toe. Dat het niet om het resultaat gaat, maar om de weg, of zoiets. Je bent nog een beetje te verlegen om tegen jezelf woorden te gebruiken die groter zijn dan heel klein. Soms geloof je jezelf al, een klein beetje toch. Soms drijf je gewoon verder, alsof je de rivier hebt aanvaard. Soms weet je het niet, en zelfs dat is niet zo heel erg, denk je dan.

Soms hoop je dat een ander alle moeilijke vragen zal stellen. Ze dwalen door je lichaam. En het is waar: met het ouder worden kun je beter aanvaarden dat er op sommige vragen geen definitief antwoord hoeft te komen. Het is beter zelfs om rustig naar die vragen te kijken, en te zien hoe je alleen zou kunnen stotteren als antwoord, en ook dat is goed. Misschien wil je wel stotteren, af en toe. Ongetroost. En zonder wijze lessen. Alleen maar naakt.

Of je ooit de moed zult hebben om het juiste te doen wanneer het moment dat vraagt, het is misschien een van de allermoeilijkste vragen. Zul je op dat moment een stap vooruit zetten? Om met jouw geschonden lichaam een ander te beschermen. Zul je nadien kunnen zeggen dat je in dat ene moment in waarheid hebt geleefd? Je zult het nooit weten.

Of je ooit iets van waarde hebt gemaakt met al die woorden die door je vingers gleden, soms zou je het willen weten. Misschien heb je wel steeds een vorm gekozen die te gemakkelijk was, die je nog te veel vluchtwegen gaf. Misschien kon je zo blijven ontsnappen. Misschien kon je zo vermijden je te binden. Iemand zegt je dat je toch heel trouw bent aan de kleine vorm. En je antwoordt dat je af en toe wel zoekt naar die ene beslissende dialoog, naar dat moment waar het liefdevolle falen zichtbaar wordt, maar dat je het niet aan zou kunnen om het hele verhaal te vertellen. Terwijl je er wel naar verlangt, zegt die ander weer. Misschien is het schrijven wel genoeg, en niet eens een antwoord op een vraag die zou kunnen gesteld worden.

Of je met enige vrede zou kunnen vertrekken uit het leven, als die vraag zich ooit zou aandienen, als het moment daar zou zijn om het vermoeide of zieke lichaam achter te laten. Misschien wel, hoop je. Het is ooit anders geweest, denk je. Maar je weet het toch niet. En ook dat is een vorm van geruststelling.

Geen opmerkingen: