18 juli 2010

Vlinder


Er vliegt een vlinder door de straat. Zomaar. Hij lijkt zo kwetsbaar. Even zou je voor hem uit willen lopen. Om iedereen te vragen aan de kant te blijven. En te wachten tot de vlinder voorbij is. Misschien moet iedereen wel blijven staan, op die plek. Om te wachten op een vlinder die zou kunnen komen straks. En zien wat er dan gebeurt.

Je ziet hoe de mensen dansen op het plein. Ze moeten niet wachten tot de beweging tot hen komt. Ze moeten niet nadenken. Ze lijken geen afstand te voelen tot al die patronen. In ontvangst nemen is voldoende, zo lijkt het wel. Het maakt je klein.

Er fietst een kleine jongen door de straat. Fietsen, de weg in het oog houden, en tegelijk met zijn mama praten, het is een beetje veel tegelijk. Misschien zou iedereen even door het raam moeten komen kijken, en zachtjes glimlachen.

Een haperende nacht. Bij het wakker worden doet alles meer pijn dan bij het begin van de nacht. Je zou alle gaten en scheuren zachtjes willen vullen met fijne plamuur, en daarna nog even opschuren. En dan nog even in de zon, en een laagje olie erover. Of zoiets.

Misschien moet je even de stad in gaan. Om te kijken naar hoe de mensen vandaag bewegen. Alle kranten zijn toch al op. Zou je eigenlijk de letters van een blad weg kunnen lezen? Zodat alleen hun lege plekken overblijven. Je begint gretig aan de weekendkranten. Je zuigt alles op. Dat er veel woorden zijn, doet je even duizelen. Tot je voelt dat ze weer bijna op zijn. En de lichte angst die je dan nadert.

Traag praten, dat zou wel wat zijn. Zorgvuldig elk woord uit de stilte bevrijden. En alleen die woorden die het waard zijn. Alleen de verhalen die bij dit moment horen.

De tuin herinnert zich iets.

Je huid ruikt anders in de zomer. Denk je.

Waar zou de vlinder nu zijn? Zou de vlinder zich eenzaam voelen?

Een zwarte man in witte feestkledij loopt trots door de straat.

Als het lang genoeg stil is, komen de dromen weer terug. Ze schuifelen zachtjes tegen je aan. Ergens in je rug laat iets je los.

Zouden de afwezige vlinders, zij die verdwenen zijn, ook lege plekken maken in de lucht? Zou je dat stuk van de ruimte kunnen aanraken? Misschien kun je er zomaar tegenaan lopen. Even een kleine tik voelen. En dan beseffen dat de ruimte op die plaats in staking is gegaan.

Misschien zijn er rondom jou ook zo’n plekken voor al wie er niet is. Je zou kunnen zeggen, bij aankomst: kijk, er is hier al een stukje uitgespaard, waar jij netjes in past.

Het moet ongetwijfeld zo zijn. Denk je.

Het is tijd om naar buiten te gaan. Om te voelen of er wind is die nog kieren in jezelf kan ontdekken.

Geen opmerkingen: