24 oktober 2013

Een beetje sprakeloos

Sinds je het nieuws hoorde over weer iemand die stierf door die kloteziekte dwaal je een beetje sprakeloos door de dagen. Een gevoel als woorden die stokken, ergens in je keel. En je zou iets willen roepen. Tegen iets. En je zou tegen iets willen stampen. Iets. En je staat daar, en er komen geen woorden uit. Het is als eindeloos woelen in je bed. En geen meter vooruit komen. En uiteindelijk blijven er enkele gedachten. Als je het zou kunnen vragen aan iets of iemand, dan zou je het doen. Zorg ervoor dat hij ergens is waar het warm en veilig is, waar er geen pijn meer is. Dek hem daar zachtjes toe, in de plooien van de tijd.

Het kleine jongetje holt over het voetpad. Met zo’n koffertje achter zich aan, op wieltjes. Grote mensen kunnen dat goed, met een koffertje lopen. Zo’n koffertje dat eindeloos veel lawaai kan maken. Het jongetje heeft zijn eigen minikoffertje. Het wipt omhoog terwijl hij loopt. Heel even kijk je angstig rond. Is er iemand die bij hem hoort? Zal hij anders niet zomaar de straat overlopen daar? Moet je niet in zijn buurt blijven? Maar daar komt zijn mama. Ze moet zich wat haasten om haar kleine jongen te kunnen volgen. Die draait zich lachend om, en roept iets naar zijn mama. Misschien iets als: kijk eens hoe ver ik kan lopen met mijn koffertje.

Je krijgt weer een opmerking over die gaten in dat rode truitje. Je weet het. Je hebt al een lap op de mouwen gezet. Maar die andere gaatjes kun je niet zomaar wegtoveren. Het is nog een beetje te vroeg om het los te laten. Je hebt het graag aan. Mag het nog even wachten? Je zou het willen vragen aan de internationale gatenbeoordelingscommissie. Mag het nog even?

De zwarte man zit midden op de grote brede trap. Hij roept iets, tegen iemand. Hij lijkt een beetje ver heen. Hij lijkt iets te willen zeggen door daar te zitten. Zie mij. Zie dat ik er ben. Als jullie aan mij voorbij lopen ga ik midden in jullie route zitten. Zomaar.

Tijdens een fietsrit tweemaal bijna worden aangereden. Zo snel kan het gebeurd zijn.

Fietsen helpt overigens ook niet tegen sprakeloosheid.

Misschien kunnen de seizoenen enige troost bieden. Ooit. Denk je. Het idee dat je zou kunnen verdwijnen in dat ritme van de seizoenen. Het eb en vloed van de tijd. Kun je dat zeggen aan iemand?

Je bent niet echt goed in loslaten. In jezelf helemaal loslaten. Jezelf uit handen geven. Er zijn mensen die dat kunnen bevestigen. Stel dat je zou wegdrijven. In totale ontspanning. Of in totale weerloosheid. Daar waar je je niet meer zou kunnen verweren. Daar waar je toegeëigend zou kunnen worden.

En ooit zul je jezelf loslaten. De seizoenen zullen je overnemen, en je begeleiden tot aan de zee, waar je zult rusten.

En je hoort jezelf zeggen dat je nog alle tijd hebt. Misschien is het wel niet zo.

De twee vrouwen komen aanlopen, hand in hand, om de metro nog te halen. Moeder en dochter. De dochter, een volwassen vrouw, trekt haar moeder, een oude vrouw bij de hand naar binnen. Het maakt je altijd een beetje bang, dat metroloopje. Zoals die zwarte moeder de vorige dag, met haar kinderwagen. Hoe ze binnen kwamen rijden. Hoe er gelukkig net niemand bij de deur stond. Het kleine jongetje in de kinderwagen vond het allemaal wel goed. Jij verkrampte even.

Je komt de straat uit fietsen. Van links komt een auto. Hij zou je moeten zien komen, hij zou je voorrang moeten geven. Hij toetert vooral, en lijkt boos. Net als die mevrouw gisteren die allerlei rare gebaren maakte, en boos naar je keek. Omdat je op het zebrapad overstak. Waardoor zij heel even, een heel klein beetje moest vertragen, waarschijnlijk. En dat kan toch echt niet…

Je zou enkele mensen moeten gaan bezoeken op het kerkhof, denk je, terwijl je in de trein zit. Het is tijd.

Een beetje sprakeloos kijk je naar de dag. Dat de dingen zomaar doorgaan met gebeuren, het is een beetje raar. En misschien ook niet. Misschien is het goed. Het licht is mooi, op deze herfstdag. Misschien is er iemand ergens boos op het licht. Omdat het niet stilstaat, en zich terugtrekt. Omdat er een gat in de tijd is geslagen. Een gat dat niet meer kan gedicht worden.

Geen opmerkingen: