18 oktober 2013

Het eiland van de afwas

Hoe je zou kunnen  verlangen naar de afwas. Je merkt het pas als je hem niet kunt doen. Gehaast thuiskomen, snel eten maken, om snel aan de computer te kunnen zitten, om die ene deadline nog te kunnen halen. (Nadat je eerder die dag, net als vorig jaar, dat ene document verkeerd en dus niet had bewaard, waardoor je ’s avonds weer helemaal opnieuw moest beginnen.) En daarbij het afwasverlangen missen. Hoe het blijkbaar een enorm gevoel van rust of controle geeft. Dat kleine moment, dat eiland. Normaal is: thuiskomen, eten maken, journaal kijken, afwassen, en daarna vertrekken naar een vergadering of nog wat werken. Maar dat eilandgevoel is zo moeilijk te missen. Vooral het zicht op dat aanrecht dat weer netjes leeg en opgeruimd is. En de onrust als je dat niet kunt doen. Misschien is de afwas een plek in je hoofd.

Hetzelfde aanrecht. Je staat te koken. Je ziet de anderen in de kamer. Een gedachte over wat een idyllisch beeld zou kunnen zijn, komt door je hoofd waren. En maakt je week. Weker dan je had verwacht.

Het woord verlangen komt ook. Verlangen naar tijd verliezen.

Het woord verlangen komt nog eens. Het cirkelt rond een brief die je aan het schrijven bent, ergens in de lucht. Het maakt je te verlegen en verward.

Je ogen doen pijn. Je zou ze niet steeds open willen houden. Denk je. Dat zou misschien niet zo praktisch zijn.

Opgezogen door haast en deadlines. En zo graag de dingen goed willen doen. En denken dat je steeds en alleen maar faalt. Tegenover al wie je lief is.

In de spiegel in de lift zie je een oud hoofd.

De bel gaat. Je loopt naar de deur. (Misschien zou ze inderdaad zomaar weer weggaan, ook al heeft ze een sleutel.) In die paar meter haal je je haar gelaat zo scherp mogelijk voor de geest. Je doet de deur open, ze komt binnen. Wat je ziet, het is (weer) veel meer dan je had gezien. In die paar meter. Het doet je even wankelen.

In je droom, of is het een verlangen, masseer je alle deuken weg uit dat krakende lijf. Een voor een. Heel voorzichtig.

De maan, in een heldere avondhemel. De maan lijkt te fluisteren: je doet het nog zo slecht niet, af en toe. Je glimlacht.

Een mooi gesprek. Over scheuren en kieren in levens. Je kunt ze niet zomaar dichten, en soms kun je ze niet zomaar ontvluchten.

Wat je haar zou willen zeggen.

Vorige week. Iemand komt binnen in de zaal en roept: aha, de mannen zijn bezig. En jij bent een beetje verbaasd: je rekent me dus bij de mannen? (Misschien zul je er wel nooit aan wennen.)

Even zie je in je hoofd alle andere mannen tegenover jou staan, ze roepen iets naar jou.

Je ziet die rode schoentjes, en je denkt iets.

Onderweg denk je: stel je voor dat er even, voor een tijdje, het hoeft niet heel lang te zijn, niemand is die iets van je nodig heeft, niemand is die zegt dat je iets nog niet gedaan hebt, niemand is die hoopt dat jij wel iets zult oplossen, niemand is die erop rekent dat je nog iets zult doen. (En die iemand in niemand zou je ook zelf kunnen zijn trouwens, denk je.) Zomaar.

Het verlangen naar een romantische film op WijfTV. Gewoon een beetje suffig voor je uit kijken. Niet laten merken aan je mooie geliefde dat je de halve film hebt liggen slapen. Voelen hoe je stem diep in je buik zakt.

Op het perron staan wachten op de trein. Ook die dag wordt er weer een vertraging aangekondigd. Vaststellen dat je diep zucht. Je daar toch een beetje om schamen. Misschien ben je een beetje moe. De trein komt wel, dat zou genoeg moeten zijn.

Thuiskomen na het werk. Even een klein moment van niemandsland, verdwaald in jezelf. En dan verlangen naar een liedje. En voelen hoe iets als een warme deken over je neerdaalt. And I'll dance with you in Vienna | I'll be wearing a river's disguise | The hyacinth wild on my shoulder, | My mouth on the dew of your thighs.

Geen opmerkingen: