20 oktober 2013

Een scheur

Voor dag en dauw de deur uit. Liever wou je niet weggaan. Liever wou je blijven. Daar. Waar het warm was. Een scheur. Zo voelt het. Iets waarvan alleen de aanzet er was. Vandaag. Je zei het al gisteren: soms zou je in een nacht een tussenstuk moeten kunnen inschuiven, zoals in een tafel die je kunt uitschuiven. Dat zou handig kunnen zijn. Ook scheurverminderend misschien. Het is nog stil in de stad. Een vrachtwagen komt spullen leveren. De chauffeur fluit. Niemand te zien aan het station. Veel mensen toch op het perron. Sommigen zijn verkleed. Waarom sta je hier? Even twijfel je nog. Je zou terug willen gaan. Eigenlijk. In de trein nog verklede mensen. Je schuift in het ritme van de rit. Alle tijd voor de krant. Je hebt een zin in je hoofd. Voor een berichtje. Moet dat woord nog er nu wel of niet in? Misschien zal ze dat woord nog verkeerd lezen? Hoe moet het dan wel? Het kan er ook uit. Nog even wachten voor je het zult versturen. Pas als je bijna dat ene station nadert mag het. Op het perron nog meer verklede mensen. Lijkt wel True Blood of zo. Nog altijd een beetje zenuwachtig bij een berichtje. Mag je dan dat andere woord wel gebruiken dat er ook in staat? Tijdens de nacht is de pijn toch een beetje weggetrokken uit je lichaam, meer dan je had verwacht. Zo’n rit is toch een moment alleen, en dat is wel goed, denk je. Je zou niet willen praten, nu nog niet. De man naast je zit een artikel te lezen met een klein woordenboekje erbij: Italiaans-Nederlands. Die woordenboekjes zijn slecht, denk je. Je kunt er werkelijk niets mee aanvangen. Maar het zijne ligt al bijna uit elkaar, na intensief gebruik. Waarom moet je je nu zo opwinden, over een woordenboek? Bijna de stad waar je moet zijn. De treinmevrouw spreekt een man toe die in slaap is gevallen, hij had moeten uitstappen net daarvoor. Je hebt nog niet aan Bach gedacht vandaag, besef je. Bach zou dichterbij mogen komen. Je loopt het station uit. Er zijn nog bekende mensen. Dat je zomaar mag meelopen met vier mooie vrouwen, zeg je. Misschien maakt het het leven wel gewoon een klein beetje aangenamer, op dit uur van de dag. Je hoort jezelf praten, en je denkt: er is iets aan mij veranderd. Het zal de liefde zijn, waarschijnlijk. Je dacht eerder nog van de week: de liefde, dat is veel romantiek, maar ook wel veel organisatie. Dingen met agenda’s en zo. En het tekortschieten. Het scheurgevoel. En eigenlijk is het ook wel fijn, gewoon dit stukje stappen. Straks zul je weer de hele tijd binnen zitten. Later zoek je een plekje in de zaal. Toch maar op de trappen. Het was bijna beangstigend, hoe slecht je zat de dag daarvoor, hoe je met die lange benen volstrekt geen blijf wist en hoe je rug op een slagveld begon te lijken. Hier, dit plekje, hier zit je wel graag. Iets van vroeger blijft dichtbij. Je kijkt rond. Hoe zal dat de volgende dagen met dat oog gaan? Die zalf werkt wel een beetje precies. Toch een beetje raar, hoe die man gisteren verbaasd reageerde toen je zei dat je nog geen 55 bent. Je zit nog te denken aan hoe blij je bent dat die ene vrouw zwanger is. Hoe je voor haar hoopt dat alles goed zal gaan. Ook nog proberen te luisteren tussendoor. Soms denk je: iets is veranderd, nog steeds, vergeleken met vroeger. Bij iets zal je nooit meer zo dicht bij komen. En dat is niet zo erg. Sommige mensen slagen er zeer goed in om er gewichtig uit te zien, denk je. Anderen stralen een vanzelfsprekende aaibaarheid uit. Je doet het bijna zelf ook, dat aaien. Iemand is naast je komen zitten. Je vindt het altijd fijn om haar te zien. Alsof je zomaar een toeschouwer mag zijn van haar leven. Je ziet weer het kleine fietsje waar ze toen op reed, zo lang geleden, heel even. Je mag dat niet denken, denk je. En je ziet ook nu. Hoe komt het dat je altijd trots bent als je haar ziet? Ook nog proberen te luisteren tussendoor. Om een of andere reden past dit hemd goed bij wie je nu bent, hier. Je zou het niet kunnen uitleggen. Soms is er iets te veel leukigheid, denk je. Twieterdetwieterdetwiet. Het hoeft allemaal niet. Maar misschien vinden de anderen het wel leuk. Dan is het goed. Dit is een goed plekje, denk je. Ver genoeg. Een toeschouwer, misschien ben je dat wel. Je denkt aan chocola. Of aan iets met chocola. Tijd om te vertrekken hier. Je hebt wel zin in even stevig wandelen tot aan het station. Geen zin in een bus. Even alleen zijn nu. Je zou ook daar willen zijn, ver weg van hier. En zonder scheur. Net nu breekt die veter in je schoen. Er is iets met die ene schoen aan de hand. In die schoen gaan veters altijd stuk. Een lullig hulpknoopje met het restje van de veter. In de trein terug. Je kunt nog niet meteen naar huis. Er is nog een omweg. Is het een betoging of een herdenking? Je weet het niet zo goed. Je vraagt aan de jongen mensen die bij je zijn of zij er als kind ook al bij waren? Ze lachen je uit. We waren nog niet geboren toen. O ja. Moet zo ongeveer klinken als die vroegere buurvrouw die jou vroeg wat jij had gedaan in de oorlog. Je loopt een beetje rond. Het is goed om enkele mensen terug te zien. Maar je wilt eigenlijk alleen maar thuis zijn nu. In de metro even een beetje wankelen. Dat ligt aan die rugzak. Je kunt het gewicht een beetje verschuiven, naar links en naar rechts, naar voor en naar achter. In de trein zit een man aan de andere kant van de gang. Hij haalt heel omzichtig een flesje gekoeld water uit zijn tas, zet het voor zich, en kijkt ernaar, een hele tijd, voor hij het opent. Je hebt grote dorst, besef je. Heel dat stuk naar huis stappen, eigenlijk heb je er geen zin in. Maar als je stil zou blijven staan, kom je natuurlijk nooit thuis. Dat moet een waarheid als een koe zijn, denk je. De veter houdt het goed, denk je. Over kasseien lopen is altijd een beetje bijzonder. Binnenkomen, zo snel mogelijk iets drinken, zo snel mogelijk die schoenen uit, en zo snel mogelijk gaan liggen. En in slaap vallen. De bel gaat. Je zult er wel belabberd uit zien. Eten maken en de afwas doen. Denken aan die scheur. Woorden zullen alleen komen als Bach ook komt, denk je. Bach komt.

Geen opmerkingen: