27 juni 2014

Een beetje spoelen

Op weg naar huis. Blij dat het vrijdag is. Het begint een beetje te regenen. In de verte begint het een beetje te donderen. Het begint een beetje harder te regenen. En nog een beetje. Even later sta je te schuilen, en kijk je naar het water. Misschien wou je het graag. Watching the river flow. Nu zie je dikke druppels uiteenspatten op het asfalt. Het heeft wel iets, schuilen. Het lijkt zo eenvoudig, bijna te. Je hebt niet zoveel zin om helemaal nat te worden. Maar je zou ook thuis willen zijn. Je zou zo graag thuis willen zijn. En misschien zou je willen dat die regen aan je binnenkant zou spoelen. Tot alleen de beelden overblijven.

Dat je al enkele dagen hoort dat je er zo moe uit ziet. En dat je nooit goed weet wat je daarop moet zeggen. Natuurlijk is het wel een beetje waar. Je bent in de dagen van het aftellen. In je hoofd streep je de avondvergaderingen weg, een voor een. Er zijn er nog maar enkele te gaan. En het lijf rammelt. Al enkele dagen loeiende rugpijn. Je zou je willen verontschuldigen. Waarschijnlijk reageer je iets korzeliger dan anders. Waarschijnlijk kijk je soms een beetje afwezig of streng. (Je durft het niet uitleggen, maar in deze tijd van het jaar schrik je een beetje hard als iemand je zegt: je ziet er zo moe uit.)

Een vrijdagnamiddag, net voor het vertrek. Als je moe bent, veranderen er dingen. Zoals: woorden in het Frans die je ontsnappen. De woorden zijn niet bereikbaar, ze drijven van je weg. En je deed nog zo je best om Frans te blijven spreken. Raar. Je kunt die woorden bijna zien, maar niet aanraken. En je weet dat ze vanzelf ook weer terug kunnen komen. Er zijn nog van die dingen die bij dat moe horen. Zoals stotteren, een beetje toch. (En later ook merken dat je niet opgewassen bent tegen decolletés. Of zoiets. Misschien is dat ook een vorm van wegdrijven. Alleen is de vraag dan wat er wegdrijft. Of zoiets.)

Ja, dat haar moet dringend weer af, denk je als je jezelf in de spiegels in de lift ziet. (Je hebt sowieso, zonder haar, al zo’n dikke kop. En met die hoop haar wordt het alleen maar erger. Het is een wonder dat de dikkekoppenpolitie je nog niet op de bon heeft gegooid.) Ben je nu grijzer geworden? Of zie je het alleen beter met al die lokken vooraan? Met die spiegels kun je jezelf langs alle kanten bekijken. Achteraan is je haar donkerder. Net als bij je grootmoeder. Zij had dat ook. Je maakte soms grapjes met haar, terwijl je (letterlijk dan) neerkeek op haar toch wel stilaan kale kop toen ze over de negentig was. “Jij moet veel zeggen.” Je grootmoeder kon de algemene toestand van de wereld soms erg puntig samenvatten, zoals bleek. Boven op haar hoofd wat kaaltjes, bijna overal spierwit, alleen achteraan nog een stuk donkergrijs. Je hebt dus nog een tijdje te gaan.

Een website waarop alle stukken van Bach zullen komen. Allemaal. Elke week zullen er enkele filmpjes worden toegevoegd. Het is een beetje alsof je een permanent recht op asiel krijgt. Soms denk je, als je op je werk zit of zo, aan die plek. Je kijkt op het programmaschema van de radio of er het volgende uur een stukje Bach aan zit te komen. Als het niet zo is, is het alsof je nog even langer alleen door de wereld moet gaan. With no direction home. Soms denk je: kon ik maar daar zijn, daar waar Bach is. De mogelijkheid van Bach. Zou dat geen fundamenteel mensenrecht moeten zijn? De mogelijkheid dat je er naartoe kunt gaan, naar die plek. (Zoals je in je hoofd ook steeds terug kunt gaan, en denken: toen was het goed, toen was het mooi. En toch niet helemaal zo.) Je kunt het telkens terug doen, maar het is niet echt terug. Het is er. Telkens opnieuw. En nu weet je dat die site er is. En ook al zul je meestal niet luisteren, je weet dat het zou kunnen. En dat is genoeg. Zoals weten dat je naar huis zou kunnen gaan.

Je vindt het heel dapper van jezelf dat je sommige woorden zomaar durft gebruiken, zoals het woord verlangen. Je hebt daar een beetje op moeten oefenen. De letters van dat woord zomaar na elkaar gebruiken, in de juiste volgorde. Nog dichterbij komen, dat is wel veel gevraagd. Hoe benoem je die dingen, en mogen die er zomaar zijn, zomaar loslopend? Zoals: in je zetel of in je bed gaan liggen, en zonder woorden hopen dat de pijn zomaar uit je lichaam weg zou gaan, helemaal, door iets of iemand, door een adem of door handen. In het kader van de interne dialoog zeg je tegen jezelf dat dat natuurlijk maar een eenvoudig voorbeeld is. Om er in te komen. Om te oefenen. Misschien zou je dan wel thuis zijn. Aangekomen. Zoals in: we zijn aangekomen in station x.

En als je al die beelden naast elkaar legt, en daarna voorzichtig in elkaar past, is het even alsof je iets ziet.

Geen opmerkingen: