08 juni 2014

The Wooden Skirt

Hoe zal het zijn, de tweede keer?

Je bent een beetje zenuwachtig. En het lijf draagt de spanning van enkele dagen en nachten.

Voorzichtig stap je de eerste zaal van de tentoonstelling binnen. Er is duidelijk minder volk dan de vorige keer. Dat is goed. Met meer ruimte, en meer stilte kijken, dat wou je wel.

Er is alleen die groep, met die gids. Ze zijn net begonnen. De gids praat net iets te hard, en haar Engels is net iets te slecht. Je wilt afstand van hen. In je eigen ruimte kijken, en blijven kijken. (Misschien is dat wel geen beleefde gedachte?)

De schilderijen nemen je weer in.

Ze zien er anders uit, en toch ook weer niet.

Vanaf de tweede zaal voel je hoe iets in je lichaam verandert. Iets van de spanning overweegt aarzelend je lijf achter te laten.

Sommige kleuren lijken nu feller.

Je ziet schilderijen die je je niet herinnert van de vorige keer. The Unicorn. Misschien had je vorige keer gewoon niet naar de naam gekeken.

De centrale zaal bijna halfweg, met de grote doeken.

Misschien is het voor iedereen anders. Iedereen zal wel een of ander schilderij of een tekening uitkiezen waar het even stopt, waar je naartoe gezogen wordt. Je weet niet waarom.

Bij jou was het de vorige keer The Wooden Skirt. Je weet niet waarom, maar het sloeg bij je in. Nu ben je bijna alleen in die grote zaal. Je gaat op de bank zitten, recht tegenover het doek. En je blijft kijken. Je voelt tranen net niet komen. Misschien durven ze niet goed.

Er lijkt iets van een droeve onschuld in het werk te zitten. Een klein meisje. Iets in haar huid lijkt ouder dan ze kan zijn. Ze kijkt je niet aan. Het is alsof er een waas van verdriet over haar gezicht hangt. Of misschien een weten, een besef van iets. De armen een beetje naar voor gebogen. Bijna als een bezwering. Sierlijke handen. Misschien is er een geheim. De sokjes zouden een verwijzing naar de wereld daarbuiten kunnen zijn, al begrijp je zelf niet wat die gedachte wil zeggen. En dan is er het houten rokje. (Er zijn heel veel rokjes in de hele tentoonstelling trouwens.) Het is verstorend. Het past niet helemaal. Het verzet zich tegen souplesse. Er is een rode vlek. Waarom is er daar een rode vlek? Waar staat dat meisje trouwens? En die kleuren? Het zou als een vergeelde foto kunnen zijn. Het schilderij straalt iets uit dat oud is, en tegelijk is het iemand van nu, een beeld van nu.

En allerlei gedachten. Je herkent iemand in het hoofd, je moet het lijf een beetje wegdenken daarvoor. (Mag dat eigenlijk? Iemand herkennen in een schilderij?)

Je lichaam en je hoofd, ze komen in een ritme. Ze ademen mee met de werken aan de muur.

Van licht naar nog meer licht, over donker, naar duister. En het is alsof je breekbaarder wordt. Alsof iemand je huid zou kunnen aanraken, en meteen je wezen ontdekken. Misschien zou je het zelf zo pas ontdekken.

Jij komt de tweede keer nu. In een ander gezelschap dit keer. Twee keer iemand met wie je hier wilde zijn.

Je voelt een grote dankbaarheid. De werken zijn tegelijk toegankelijk en mysterieus, herkenbaar en ergens ‘anders’, te vatten en onvatbaar. Ze openen werelden, en ze openen iets in jezelf. Een van de woorden waar je aan denkt, is: genereus. De schilder is genereus door die beelden zomaar te laten bekijken. Je kunt het niet goed uitleggen aan jezelf.

Een vrouw naast je zegt: “Ja, ik ben wel geïntrigeerd door die beelden, maar ik begrijp ze niet helemaal. Dat is wel een beetje vervelend.” Zou ze onbewust iets gezegd hebben over het wezen van goede kunst? (Je bent blij dat je ze niet helemaal begrijpt. Later gaat het in een gesprek over de vraag of je een ander ooit helemaal kunt begrijpen. Misschien is dat wel wie we zijn.)

Je merkt dat je na de laatste zaal heel voorzichtig naar buiten gaat. Eigenlijk had je graag een buiging willen maken, maar je was te verlegen.

Misschien ben je een beetje iemand anders geworden.

Geen opmerkingen: