15 juni 2014

Het legt zich neer

De week legt zich neer. Soms is een zondag zo traag en leeg als je had gewild. Alleen te vullen door wat je zou kunnen doen. Met veel kieren waarin de beelden van een week kunnen dolen, en rusten.

Soms moet je even wachten op de woorden. Wachten tot je er klaar voor bent. Om daarna alleen maar hun ritme te volgen. En te kijken naar je hand, hoe die beweegt over het papier.

Op weg door de regen. Je probeert jezelf ervan te overtuigen dat als je maar snel genoeg fietst de druppels je niet zullen raken. Die regenjas wil je niet aantrekken. Soms moet je toegeven.

Het gesprek ontroert je diep. Hoe goed het is om daar te zijn, in dat gesprek, met die persoon. Wat was, ooit, het is gebleven, en je zou het niet anders gewild hebben.

De keuzes van je hart. Je kunt ze niet zomaar ongedaan maken. Als je dat al zou willen. Misschien kun je erdoor, of eromheen groeien. Traag als een late regen.

En wat je raakt, wat je wakker doet liggen, je kunt het niet kiezen.  Het komt. En je kunt het ontvangen. Je moet wachten, op hoe de rimpels op het water wegdrijven.

Je fietst door het landschap. Iets wordt weggebracht. Waarom weet je niet, maar het is alsof je niet trager mag fietsen, alsof het alleen door mag gaan. Tot je je benen voelt.

De dag waar je niet zoveel zin in had. Je wilt eerst nog even naar huis, al is het maar voor een kwartier. Om daarna weer te kunnen vertrekken. Als een ander mens.

Die avond. Met open mond kijk en luister je naar de zanger op het podium. Geen woord, geen noot wil je missen. Geen druppel van deze zoete regen mag verloren gaan.

Het sijpelt bij je naar binnen. Het raakt je hele huid. Alsof het je zou kunnen veranderen. Alsof je als een ander mens weer naar huis zou kunnen gaan. Voor een andere slaap.

Een andere dag. Een helling. Ze blijft duren. Maar je wilt niet vertragen op de fiets. Je lichaam voelen, hoe het werkt, hoe het zichzelf zoekt en vindt, dat wil je voelen.

Soms schuiven beelden van je weg. Soms schuiven herinneringen de baai in. Niet voorbij de einder, maar wel daar ergens. Soms laat je ze drijven, wil je ze niet tegenhouden.

Je holt van de ene naar de andere afspraak. En je zou zo graag, alleen. Alle dingen afwerken, of toch doen alsof. Of toch genoeg dingen om je rug anders te voelen.

Je bent nog niet gewend aan de beltoon van je nieuwe toestel. Telkens te laat neem je op. De letters in de berichtjes zien er ook anders uit. Zachter, of zo.

Na een korte nacht toch weer vroeg wakker. Hoekig kom je het bed uit. Je duizelt niet meer, zoals enkele dagen geleden. Toen leek er een deuk in je rug te zitten. Ergens.

Het bestellen van de kaarten. En het nu al dromen van hoe die avonden zullen zijn, en met wie. Je zit te vloeken tegen je computer. Eigenlijk tegen jezelf, om je eigen onhandigheid.

Tussen de mensen op het plein. Je schuift van het ene in het andere gesprekje. Het is bijna alsof je dat ook zomaar kunt. Misschien wel.

Gesprekken die je voert in je hoofd. Woorden die daar gezegd worden. Overvleugeld door beelden die daar hun weg zoeken, zich niet laten hinderen.

Je neemt je voor het hele lijstje aan taken af te werken. Om het gevoel dat er daarna zal komen. Iets met het woord klaar in. Het verandert iets in je lichaam.

Vroeg naar bed. Bijna te moe om te slapen. Hoe het was, ooit, hoe je niet durfde slapen. Hoe je je niet uit handen wilde geven aan de nacht.

En weer is er een droom waarin je je schoenen verliest. De fiets waarop je terugrijdt naar een beginpunt heeft ook nog platte banden. En je schoenen zijn ginder gebleven.

Tussen het poetsen door ook nog enkele andere klusjes doen die je al langer moest doen. Het is alsof je zo beter thuis kunt komen. Of blijven.

Wachten op iets dat niet komt. Soms overvalt het je. Het zit aan de andere kant van de woorden. Je weet het al langer. Zeg je. Hardop, voor alle zekerheid.

Je staat met iemand te kijken hoe mensen mooie dingen op de muur schilderen. Het is een mooi zwijgen. Bijna had je iets gezegd. Je doet het niet.

Geen opmerkingen: