01 juni 2014

Rimpels in het water, en weer

Soms moet je je lichaam terug binnenhalen, als een stuk hout dat uitgeworpen was. En het dan gewoon laten rusten. Eventjes. En een  beetje laten drogen in de zon.

Poging tot uitslapen. Niet geheel gelukt. Poging tot het doen van nuttige dingen. Met jezelf afspreken dat je eerst even, heel even, wat tijd mag verliezen. Om daarna te beginnen met de nuttige dingen. Vaststellen dat heel even heel lang wordt. Vaststellen dat je heel veel tijd hebt verloren. Met prutsen, en zo. En hoe geweldig dat is.

Verlangen naar eindelijk nog eens een boek lezen. De stoel op het terras wordt de plek. Je beweegt nauwelijks. Die meer dan honderd bladzijden van dat ene hoofdstuk gaan er in een ruk door. Bijna een roesachtige ervaring. Dat was nog eens nodig. Denk je.

Om een of andere reden sta je ook op een vrije dag even vroeg op als er markt is. Je stelt vast dat je op datzelfde uur toch weer daar wilt zijn. Ook al ben je nog een beetje wankel.

(Tussendoor gaan beelden als rimpels door je hoofd.)

Zoveel spullen in de auto laden. Zoveel spullen iets later weer uit de auto halen en via de trap naar boven dragen. (Zou het trouwens kunnen dat een bak biobier zwaarder is?) Normaal neem je altijd twee treden per stap, met zo’n zware bak lukt dat net niet. (Ze zouden trappen moeten maken waar de treden iets als anderhalve trede uit elkaar staan, of zo.)

De dingen die je nodig hebt voor het etentje. De meneer van de olijven roept je nog na: voorzichtig zijn! (Ben je dan niet altijd voorzichtig op de fiets?)

(Tussendoor beelden zoeken in je hoofd: hoe zou het zijn nu?)

Het berekenen van hoeveel tijd je nodig zult hebben voor het koken, zodat je weer netjes op tijd helemaal klaar zult zijn.

Op tijd beginnen, volgens het schema in je hoofd. En toch ook nog snel een soepje maken. Stel je voor dat het anders te weinig zou geweest zijn. (Later zal blijken dat alles bijna op is, goed van dat soepje dus.)

Het wachten, op de geijkte plaats aan het aanrecht, op je gast. (Sommige rituelen mogen niet doorbroken worden.)

Mooie verhalen. Die ene zin, bijna uitgesproken, zal nog lang blijven hangen. (Soms zou je anderen zoveel toe willen wensen, zou je willen dat alles goed is, en iedereen gelukkig, omgeven door alleen maar liefde, vanzelfsprekend. Soms ben je waarschijnlijk een beetje melig in je hoofd, of gewoon een watje, of gewoon romantisch.)

(Tussendoor beelden als rimpels in je eigen verhalen.)

Boodschappenronde. (Die sweater zit lekker, denk je, je gaat er zelfs een beetje anders door bewegen. IJdel zul je wel niet zijn, gewoon onnozel mag ook.) De mooie mevrouw aan de kassa, met de bijna droevige ogen, geeft je wel drie loten voor Belgerinkel. (Stel je voor dat je een prijs zou winnen, aan wie zou je die dan geven?)

Later nog een belangwekkend gesprek over nagellak, op een terrasje, met een koffietje. (Dat mensen je stukjes lezen maakt je nog altijd een beetje verlegen.)

En nog extra potten voor de tomatenplantjes. Wat zou er dit jaar gebeuren? (Je terras lijkt stilaan een groene oase. Je bent toch een heel klein beetje trots. Of zo.)

Een namiddag met de vrienden. (Vergrijzing in etappes.) Mooie verhalen. (Je schrikt weer van jezelf als je over de kinderen begint.)

De reeks op de televisie met de politiecommissaris die alzheimer begint te krijgen. (Je durft niet goed kijken, het mag niet, denk je. Tot je nog eens vaststelt hoe ongelooflijk goed die acteur dat doet. Je begint weer bijna te snotteren. Dus toch een watje.)

(Rimpels van nachtverdriet.)

Voor een zondag toch behoorlijk op tijd opstaan. Want vandaag ga je dus wel nuttige dingen doen. Geen tijd verliezen. (Goed voornemen.)

Die nieuwe plaat van die zanger die je volgende week in het echt zult zien. (Je bent nu al een beetje zenuwachtig.) Ze kruipt langzaam onder je huid. (Tranen.)

Dat je voor de week om is dus nog eens een stukje over een boek en een stukje over een plaat zult hebben geschreven, dat voelt als vakantie. (Zou je trouwens nog al die weken moeten inhalen waarin je maar twee stukjes kon schrijven, en geen drie? Dus ook onnozel.)

Dat je twee mensen dringend nog eens zou moeten zien, om hen iets te vertellen. (Misschien is het een gevolg van die ziekte zo lang geleden, dat zo’n gedachte je zo onrustig kan maken. Je ziet alle rampen die nog zouden kunnen komen voor je die dingen zou hebben verteld, waardoor ze zomaar zouden verdwijnen in het luchtledige.)

Even op wandel, de berg op. Die tekening op de muur, ze brengt je elke keer een beetje in de war. (Ben ik echt al dood? Of doet die tekening maar alsof?)

Nadien zelfs nog beginnen aan de belastingbrief. (Je wilt punten scoren bij jezelf qua nuttige dingen, blijkbaar.)

Goede voornemens voor de week die komt. En voor het leven in het algemeen. (Ongetwijfeld.)

Geen opmerkingen: