22 juli 2015

Komt een paard de kroeg binnen

De bevrijdende lach. De lach die het mogelijk maakt om verder te gaan in een onmogelijke situatie. Een lach die bij sommigen kan grenzen aan de ontvluchtende lach, een lach die voorkomt dat je dichtbij te veel waarheid zou kunnen komen. Een lach die al dan niet tegemoetkomt aan wat mensen van je willen, je al dan niet in één rol vastzet. Kan de nar uit zijn rol stappen om zijn eigen verhaal te vertellen? En wie is er dan bereid dat verhaal te horen? Een lach die beweegt op de rand van de vulkaan, in een werkelijkheid die misschien wel surreëler is dan de verhalen. Het zijn sleutels naar het prachtige nieuwe boek van David Grossman, Komt een paard de kroeg binnen.

Het boek gaat over een avond, ergens ten noorden van Tel Aviv. Dov Grinstein is een stand-upcomedian die die avond zijn programma brengt voor een publiek met daarin alle segmenten van de Israëlische samenleving. Hij vliegt erin, met harde grappen, die niemand sparen. Hij spaart zichzelf ook niet, zal zich af en toe heel hard in het gelaat slaan. Hij loopt over het podium alsof zijn leven ervan afhangt. Soms lokt hij zijn publiek in de val, door hen ver mee te nemen in harde grappen over het conflict met de Palestijnen, om dan ineens de focus om te draaien. Hij beantwoordt soms wel, soms niet aan de verwachtingen van het publiek. Het is constant lopen over het slappe koord.

Tussen de regels voel je meer onrust dan cynisme. Het is alsof de comedian ergens anders naar toe zou willen, en toch ook weer niet. Een aantal mensen in het publiek is gekomen voor de grappen, en voor niets anders. Alsof daardoor de werkelijkheid zou kunnen verdwijnen. Alsof daardoor onbewust de eigen tunnelvisie van die werkelijkheid overeind kan blijven. Misschien is Dov in dat spel in het spiegelpaleis van de comedy zichzelf verloren, weet hij niet meer wie hij echt is. Misschien is hij of was hij op de loop voor zichzelf. Af en toe suggereert hij iets over een ziektetoestand, over een mogelijke laatste fase.

Twee personen in het publiek zullen zijn ankerpunt worden. Er is de verteller, een rechter die sinds kort vervroegd gepensioneerd is. De rechter draagt een groot verdriet, na de dood van zijn vrouw. Dov heeft de rechter gevraagd om die avond te komen luisteren, om te komen zien wie hij is, of om te zien of hij iemand is. De twee mannen zijn in een ver verleden vrienden geweest, en delen een beslissend moment. En er is een vrouw die zegt dat ze als kind het buurmeisje was van Dov. Ze spreekt hem rechtstreeks tegen, tijdens de voorstelling. Het is alsof ze de hele tijd het harde beeld wil corrigeren dat de comedian van zichzelf geeft. Zij zag hoe de kleine Dovele zijn moeder, getekend door de Shoah, wilde beschermen.

Het is door de tussenkomst van die vrouw dat Dov tijdens de voorstelling ineens het roer omgooit, om een verhaal over zichzelf te vertellen, om het verhaal te vertellen dat zijn leven heeft bepaald. Als kleine jongen was hij het voorwerp van spot, werd hij letterlijk heen en weer gegooid. Hij had zijn overlevingsstrategieën, zoals: op zijn handen lopen.

Op een bepaald moment is hij op een soort premilitair trainingskamp, waar de latere rechter ook aanwezig is. Die laatste kijkt toe, neemt het niet op voor zijn vriend. De jonge Dov wordt ineens weggeroepen. Hij moet dringend naar een begrafenis. Hij is nog nooit op een begrafenis geweest. Iemand is gestorven, alleen weet hij niet wie, en zegt niemand het hem. Is het zijn vader? Of zijn moeder? In de lange tocht naar Jeruzalem reconstrueert hij het beeld dat hij heeft van zijn beide ouders. Het is een bijna ondraaglijk denkproces, dat zijn eigen tragiek voltrekt.

Naarmate hij dit verhaal vertelt, begint een deel van het publiek te morren. Ze willen grappen, daar zijn ze voor gekomen. Een na een verlaten mensen de zaal. Dov zet telkens een streepje op een bord, voor wie vertrekt. De rechter, die eerst ook wilde vertrekken, blijft, en spreekt de rest van het publiek op een beslissend moment toe. Iets wordt rechtgezet. Dov gaat verder in zijn existentiële hellevaart. Het verhaal wordt verteld, tot het einde.

Wat Grossman in dit boek doet, is zonder meer indrukwekkend. Het boek drijft op het pulserende ritme van een avond comedy. Als lezer zit je mee in de zaal, ben je medeplichtig, ben je deelgenoot aan alle verwarrende gevoelens. Je voelt de rusteloosheid bij het publiek als de man op het podium begint af te wijken van het verwachte pad en ruimte vraagt voor een andere waarheid. Een waarheid die voor velen in dat publiek te dichtbij komt. Lachen met de grappen die er nog tussendoor komen voelt wrang, niet meer bevrijdend. Het is alsof je op enkele meters zit van de man die met zijn laatste krachten een bovenmenselijke inspanning levert om het verhaal te vertellen dat zijn leven verscheurde. Je voelt de visionaire kracht van de nar, en tegelijk het gekwetste en verdwaalde kind in de man die misschien wel aan zijn laatste levensfase bezig is.

Tragedie en komedie liggen dicht bij elkaar. Hoe gaan mensen om met verdriet en met het verlies van geliefden? Het is een terugkerend thema bij Grossman. En opnieuw raakt hij je diepste lagen met dit hartverscheurende verhaal. Hij doet dat tegelijk in een toon die zacht en vol mededogen is. Het is een verhaal van troost. Mensen die elkaar op een cruciaal moment in hun leven loslaten, terwijl ze dat ook niet hadden kunnen doen. En zoveel jaar later, opnieuw op een cruciaal moment kan dat weer hersteld worden, daar in de duisternis. Verhalen vertellen is als lopen op je handen. In het boek blijkt hoe dat handenlopen bevrijdend en tragisch tegelijk is. Het is te weinig en alles tegelijk.

Met Komt een paard de kroeg binnen heeft David Grossman opnieuw een diep ontroerend boek gemaakt dat met zijn eigen milde schoonheid het antwoord geeft op grote existentiële  vragen in een wereld die de pedalen kwijt is.

Geen opmerkingen: