05 juli 2015

Nachtverdwaling

Warme nachten. Rare dromen. Waar je in verdwaalt. Iemand duikt op, na weken, in je droom. Ze zitten met velen samen daar, ga jij er ook bij zitten? Verloren lopen in huizen, waar kamers verdwijnen. Iemand naderen. Je hoest, en haalt iets uit je neus dat eigenlijk ergens helemaal anders zou moeten zitten. Bang dat je uit elkaar zult vallen. Verwarrend verlangen. Nachtverdwaling.

Misschien is het de zomer, misschien alleen maar de warmte. Ergens in je hoofd valt een glooiing weg. Waar je achter zat, tot nu toe.

In de winkel. Je ziet meer. Je kijkt graag. Je zou iets willen zeggen. Je denkt aan een verhaal. Het blijft bij je.

Je schuift in en uit verhalen. Of is het enkel je huid?

En ook. De hele dag. Er is maar net dat nodig voor je tranen. Drie keer gebeurt het.

(Tussendoor denk je: ik heb al iets te veel grote woorden gelezen de voorbije dagen, het mag stoppen. Die grote woorden denken er anders over.)

Je wilt eraan beginnen, aan dat antwoord. Je stelt het nog even uit. Misschien heb je schrik. Van wat de woorden met je zullen doen.

Aan de tafel zitten. Kijken. Iets met alleen. Het overvalt je.

Hoe je dat rammelende lijf ook draait en keert, het lijkt niet in de eigen plooi te vallen.

Niet weten welk boek je mee gaat nemen uit de stapel. Bekijken, en weer terugleggen. En nog eens. En nog eens.

(Iets in je lichaam is uit balans. Het maakt je ongeruster dan je wilt toegeven. Binnen enkele dagen weet je meer.)

Een moment tussen. Net terug van de winkel. En binnen even moet je weer vertrekken. Je gaat zitten in de grote stoel in de hoek. En kijkt rond. Meer niet.

Voor je de winkel binnengaat, aarzel je nog heel even. (Je had met jezelf iets anders afgesproken.)

Het verhaal in de krant ontroert je. Je zag die man ook al op de televisie. Zijn verhaal maakt je klein. Hoe moedig zou jij zijn?

De woorden in het Engels. Naar de woorden in het Nederlands. Je moet er weer inkomen. In het ritme van de woorden. Het is alsof je telkens, ergens in je hoofd, de betekenis ziet. Niet in woorden, maar wel over woorden.

Het is al nacht. Iets trekt je nog even het verhaal in. Je kunt het aanraken, het raakt jou aan.
Er is daarna evenwel niet minder verdwalen.

Die ochtend. Je had je voorgenomen enkele grootse dingen te doen. Maar je blijft zitten, om het filmpje te bekijken. Het hele optreden. Het voelt als luxe. De tijd zomaar laten gaan.

(Ze zei dat je bleek was. Met zo’n fleurig hemd is het wel niet geheel abnormaal dat je wit nog witter lijkt. Witter dan wit, waar ben je dan eigenlijk?)

Je probeert iets te vertellen. Over dat je genoeg gewerkt hebt, of zoiets. Elk woord lijkt ongepast. Je kunt het wel zien, in je hoofd, wat die woorden zouden kunnen zeggen.

Ze zijn met zovelen, daar enkele banken verder in de trein. Zouden ze allemaal familie van elkaar zijn? Ze hebben het zo goed met elkaar. Het maakt je klein.

Bijna weer thuis. De twee meisjes gooien stukjes brood in de rivier. De eendjes zijn nergens te bespeuren.

Je nodigt de frissere lucht uit in je huis.

Geen opmerkingen: