05 november 2016

Tril

Hoe doe je dat eigenlijk? Weten, of minstens verwachten dat iemand gaat sterven. En dan het nieuws krijgen.

Het kaartje in je bus. Persoonlijk gebracht.

Je voelt je klein.

Een onrust, ergens onder de huid.

De dag komt.

(Eigenlijk wou je met de fiets gaan, die hele afstand. Omdat het zo hoorde, om een of andere reden. Maar eigenlijk wil je ook een beetje dicht bij andere mensen zijn. Of zoiets.)

(Eigenlijk ben je een beetje bang.)

Het grote gebouw. Het is nog niet zo heel lang geleden dat je hier nog was.

Tranen dienen zich al aan nog voor je binnen bent.

(Je zou iemand willen vragen om je een beetje vast te houden, maar je durft niet, je weet niet hoe dat zou moeten.)

Zoveel mensen.

Je voelt je klein, en verlegen, tegenover de familie. Er is zo weinig in je handen.

Wachten. Rondkijken. De zaal loopt behoorlijk vol. Veel mensen kunnen niet zitten. De dienst moet nog beginnen.

Je voelde het al komen, toen je nog maar nauwelijks zat. Het komt helemaal nu je die mooie foto ziet van de vrouw die er niet meer is. Die golf. Een alles overweldigende kwaadheid walst over je heen. Die verdomde kloteziekte. (Wat je ook doet, na al die jaren, het verandert niet. Je bent zo onvoorstelbaar kwaad, je voelt je zo onvoorstelbaar machteloos.) Je trilt en schokt. Je doet je best om het te verbergen. Dat lukt niet helemaal. Overal zijn mensen bijna opgewekt aan het praten, zo lijkt het heel even. En dat is eigenlijk ook wel goed, waarschijnlijk. Je zou iets willen zeggen, maar er zijn te veel tranen te dichtbij. En het zal zo voorspelbaar klinken. (Dat je zo kwaad bent.) (Je schaamt je een beetje. Alsof het over jou zou gaan, en dat mag niet.) (En ergens in jou is er altijd weer dat schuldgevoel. Waarom jij niet? Hoe onzinnig het ook is.) De golf trekt zich langzaam een beetje terug. Een beetje.

En het is ook mooi. Zoveel mooie foto’s. Zo’n overweldigend gevoel van familie. (Ook overweldigend.) Zoveel liefde en warmte gecondenseerd in dit afscheid dat zo onafwendbaar was. Zoveel leven dat in nabijheid geleefd is. En dat je daar ook een klein beetje getuige mag van zijn. Klein en verlegen. (Heel even denk je: wat stelt mijn leven nu eigenlijk voor?) Kinderen en kleinkinderen. Zo mooi aanwezig. Het klopt zo, hoe die kleine kinderen later op en neer beginnen te lopen door de middengang. Ja, het leven wordt hier gevierd, ook het leven. En de moed die er was om dit zo te doen.

(Je denkt aan muziek. Voor als jij aan de beurt bent.)

(En je denkt aan iemand die hier nu niet is. Je zou haar iets willen zeggen.)

Het is bijna tijd, zegt de mevrouw vooraan. (Iets van haar stem klopt niet helemaal, of zo.) De golf is weer dichterbij gekomen. Je trilt weer.

(Het klopt zo, dat net nu The Load-Out/Stay klinkt in de zaal. Je zegt alle woorden mee. Helpt tegen het trillen, en de tranen.)

En dan sta je op, en gaat naar voor. Je probeert rechtop te lopen. Je buigt.

Klein. En verlegen.

(Het is beter om nu niet alleen op de fiets door de koude weer naar huis te gaan. Je doet je best om in de auto niet de hele tijd te zwijgen. Je stem is anders.)

Bijna thuis. Je fietst door de stad. Je wilt nog dat ene verjaardagscadeau vinden. En misschien nog iets anders, dat zul je wel zien.

(Er zijn te veel mensen in je buurt in de winkel.)

(Je vindt de cadeaus in een andere winkel. Het ging snel, gelukkig. Je praat nog even met de mevrouw aan de kassa. Of ze dat ene boek nu al gelezen heeft waar jullie het over hadden, enkele maanden geleden. Ze herinnert zich het gesprek nog. Dat is mooi. Alsof het troost.)

Eigenlijk wil je alleen maar naar huis gaan. De verwarming aanzetten. Onder een dekentje dat je vanbinnen warm zal maken.

(Het verandert dus niet, denk je.)

Geen opmerkingen: