Dat je woorden zou kunnen vinden die klinken als deze muziek. Hoeveel handen zijn er nodig om dat te doen. Waar komt die muziek vandaan? Je kunt kijken naar het fascinerende instrument en naar de muzikant. En je zult het nooit weten. Je kunt kijken naar de muziek. Met gesloten ogen kijken. En niet horen waar alles ooit is begonnen.
De wervels zijn moe. Samen met alles wat hen draagt. Ze dragen elkaar. Misschien wel afwisselend. In die staat is het lichaam tegelijk erg ontvankelijk. Voor alles wat raakt. Voor alles wat kan gemist worden.
Bij het schrijven van woorden een herinnering. Misschien een herinnering aan foto’s. Of gewoon aan die plek. Daar aan de rand van het riviertje naast het bos. Proberen stenen te keilen. Hoe het me niet echt lukte. Herinneringen schuiven door elkaar.
Bij het opruimen van een stuk van de kast. Oude spullen. Ze zijn oud ondertussen. Wat dus een goed teken is. Ze hoorden bij het gat in mijn buik. Er was een stuk weggehaald daar. De eindjes weer aan elkaar gezet daarna. En daarom een gat gemaakt. Nu lijkt het een tweede navel. Toen was het anders. En allerlei spullen. Om op dat gat te plakken en het te laten dienen waarvoor het daar gemaakt was. Ze zijn echt niet meer nodig nu. Dat zegt iemand in mij tegen mij. Ze mogen weg nu. Is dat stuk van de ziekte ook zonder die spullen te herinneren? Hier op deze plek? Je moet niet meer herinneren dan nodig. Zegt weer iemand. Maar ook niet minder dan goed is, of dan zou moeten. Zegt iemand anders. Je kunt ook kijken naar wat er van het gat overbleef. Zegt iemand. Je hoeft niet bang te zijn dat je niet trouw genoeg bent. De spullen verdwijnen in de vuilniszak.
De kinderen staan te trappelen om de plek in te nemen. Voor we er waren was het verwilderd. Ingenomen door netels. En nu zijn wij er. Enkele mensen gaan vooraf. Met de juiste apparaten om ruimte te maken. Net genoeg. Ze lopen rond. En nemen de plek over. Alsof het altijd zo had moeten zijn. Even lijkt het alsof de struiken en bomen opgelucht ademhalen. Alsof ze zijn teruggekeerd naar hun bestemming. Straks zullen ze eenzaam zijn, als wij weer weg zijn.
En alles wat moet gebeuren. Even zou je willen dat er niets was. Alleen die klanken. Dat je alleen zou zijn opgebouwd uit die klanken. Als een zwerm. Zouden zo’n klanken ook een schaduw hebben als de zon erop zou vallen? Zouden ze een afdruk nalaten in het zand?
Je slalomt door de brede hal van het station. Er moeten honderden mensen zijn. Op doorreis, of vertrekkend, of aankomend. Ze bewegen anders dan de andere mensen. Ze bewegen anders dan zichzelf wanneer ze hier op een ander moment zouden zijn. Ze bewegen als mensen die in deze beweging zijn. Ze dragen hun verlangens bij zich.
Even was het er weer eerder deze week. De geur van de eerste regendruppels na een lange warme droogte. Hoe hevig die geur is. Waarom denk je dat dat een geur van vroeger is?
Soms wil je alleen maar praten.
De handen vertellen alles. Net als de dans. Je moet alleen maar kijken.
En bij het snoeien was er ineens dat nest. Met een mooi wit ei erin. Bijna geraakt. Zij het onwetend. En zeker niet met voorbedachten rade. Al zou dat voor het ei zelf niets uitgemaakt hebben. Wat daarvoor een veilige en afgeschermde ruimte was, lag nu open voor de wereld daarbuiten. Ik wou me verontschuldigen tegenover iemand maar zag niemand. Tot ik de duif zenuwachtig boven op de muur zag toekijken.
Op de bank zitten en verlangen naar lezen. En te moe. Dan maar een andere keer.
De bladeren van de boom lekken nog een beetje na. De zon komt aarzelend van opzij.
De wervels zijn moe. Samen met alles wat hen draagt. Ze dragen elkaar. Misschien wel afwisselend. In die staat is het lichaam tegelijk erg ontvankelijk. Voor alles wat raakt. Voor alles wat kan gemist worden.
Bij het schrijven van woorden een herinnering. Misschien een herinnering aan foto’s. Of gewoon aan die plek. Daar aan de rand van het riviertje naast het bos. Proberen stenen te keilen. Hoe het me niet echt lukte. Herinneringen schuiven door elkaar.
Bij het opruimen van een stuk van de kast. Oude spullen. Ze zijn oud ondertussen. Wat dus een goed teken is. Ze hoorden bij het gat in mijn buik. Er was een stuk weggehaald daar. De eindjes weer aan elkaar gezet daarna. En daarom een gat gemaakt. Nu lijkt het een tweede navel. Toen was het anders. En allerlei spullen. Om op dat gat te plakken en het te laten dienen waarvoor het daar gemaakt was. Ze zijn echt niet meer nodig nu. Dat zegt iemand in mij tegen mij. Ze mogen weg nu. Is dat stuk van de ziekte ook zonder die spullen te herinneren? Hier op deze plek? Je moet niet meer herinneren dan nodig. Zegt weer iemand. Maar ook niet minder dan goed is, of dan zou moeten. Zegt iemand anders. Je kunt ook kijken naar wat er van het gat overbleef. Zegt iemand. Je hoeft niet bang te zijn dat je niet trouw genoeg bent. De spullen verdwijnen in de vuilniszak.
De kinderen staan te trappelen om de plek in te nemen. Voor we er waren was het verwilderd. Ingenomen door netels. En nu zijn wij er. Enkele mensen gaan vooraf. Met de juiste apparaten om ruimte te maken. Net genoeg. Ze lopen rond. En nemen de plek over. Alsof het altijd zo had moeten zijn. Even lijkt het alsof de struiken en bomen opgelucht ademhalen. Alsof ze zijn teruggekeerd naar hun bestemming. Straks zullen ze eenzaam zijn, als wij weer weg zijn.
En alles wat moet gebeuren. Even zou je willen dat er niets was. Alleen die klanken. Dat je alleen zou zijn opgebouwd uit die klanken. Als een zwerm. Zouden zo’n klanken ook een schaduw hebben als de zon erop zou vallen? Zouden ze een afdruk nalaten in het zand?
Je slalomt door de brede hal van het station. Er moeten honderden mensen zijn. Op doorreis, of vertrekkend, of aankomend. Ze bewegen anders dan de andere mensen. Ze bewegen anders dan zichzelf wanneer ze hier op een ander moment zouden zijn. Ze bewegen als mensen die in deze beweging zijn. Ze dragen hun verlangens bij zich.
Even was het er weer eerder deze week. De geur van de eerste regendruppels na een lange warme droogte. Hoe hevig die geur is. Waarom denk je dat dat een geur van vroeger is?
Soms wil je alleen maar praten.
De handen vertellen alles. Net als de dans. Je moet alleen maar kijken.
En bij het snoeien was er ineens dat nest. Met een mooi wit ei erin. Bijna geraakt. Zij het onwetend. En zeker niet met voorbedachten rade. Al zou dat voor het ei zelf niets uitgemaakt hebben. Wat daarvoor een veilige en afgeschermde ruimte was, lag nu open voor de wereld daarbuiten. Ik wou me verontschuldigen tegenover iemand maar zag niemand. Tot ik de duif zenuwachtig boven op de muur zag toekijken.
Op de bank zitten en verlangen naar lezen. En te moe. Dan maar een andere keer.
De bladeren van de boom lekken nog een beetje na. De zon komt aarzelend van opzij.
1 opmerking:
.
"Soms wil je alleen maar praten."
Alsof stemmen
je omhelzen
met een warme sjaal ...
als je het koud hebt
van de winter
in je binnentuin ...
.
Een reactie posten