18 oktober 2009

De paden


‘Je vroeg me onlangs nog wat ik graag wilde doen. Je zei dat ik het nooit zeg, dat ik nooit duidelijk ben. Je had gelijk. Ik wacht soms te lang. Maar, dit is wat ik graag met je wilde doen. Hier zijn, voor een paar dagen, en hier nu door het landschap gaan.’
‘Is het niet te zwaar voor jou, met je been?’
‘Nee, het gaat wel. Na al die jaren ben ik eraan gewend. Het vraagt meer kracht om dat been elke keer mee te krijgen. Met mijn goede been is het alsof dat mij meetrekt. Met het andere is het omgekeerd. Zo word ik nooit te voortvarend, denk ik dan maar. Maar het doet goed, te voelen hoe ik vooruit blijf gaan, ook al ben ik dan een ingedeukt exemplaar.’
‘Gelukkig is er niets mis met je handen. Die zijn nog altijd erg goed.’
‘Je was zo stil vanmorgen?’
‘Ik was al heel vroeg wakker. Jij lag nog diep te slapen. En het was goed. Ik zag hoe het licht werd, heel langzaam. Het was veilig. En jij merkte niet hoe ik lag te wenen.’
‘Waarom heb je me niet wakker gemaakt dan?’
‘Dat wou ik niet. Op zo’n moment is het goed dat niemand me kan zien, dat ik niemand moet zijn voor iemand. Het is deze tijd van het jaar. Dan moet ik altijd aan haar denken, mijn kleine meisje. Ze wilde zoveel, maar haar bloed dacht er anders over. Ze was rustig op het einde, het was alsof ze vooral om mij bezorgd was.’
‘Je zorgt goed voor haar. Ze is altijd ergens in de buurt van jou, dat voel ik. Ze is nooit weg.’
‘Het is mooi, hoe je dat zegt.’
‘Soms lijkt het alsof je bang bent haar te verliezen als je te veel zou ontspannen. Ik weet niet of ik het goed uitleg, maar zo lijkt het. Ik zag je rug gisteren, voor en na. Er was veel tijd nodig om alles zacht en warm te krijgen.’
‘Het is waar wat je zegt. En toch verlang ik er zo naar, om te voelen hoe ik helemaal weg kan zinken. Als een ballon gevuld met water, waar je een klein gaatje in prikt, en die dan langzaam leeg loopt.’
‘Ik heb alle tijd, en weglopen kan ik toch niet.’
‘Ben je soms niet kwaad op je lichaam? Omdat het je in de steek laat.’
‘Het officiële antwoord is dat ik me met alles verzoend heb. En als ik helemaal correct wil zijn, zal ik zeggen dat ik mijn eigen leven nog meer in handen heb genomen dan vroeger. Maar, eerlijk gezegd, het antwoord is ja. Het overvalt me wel eens.’
‘Misschien klinkt het dom, maar op een bepaalde manier zou ik je niet meer anders willen dan hoe je nu bent.’
‘Normaal zou ik nu zeggen dat dat zeker is omdat ik nu alleen maar kan blijven. Maar dan zou je zeggen dat ik niet steeds de moeilijke dingen mag weglachen. Ik denk dat ik ondertussen niet meer van mezelf weg wil lopen. Op oneven dagen kan ik wel eens kwaad worden, maar op de even dagen lijkt het wel eens alsof wat ik in de spiegel zie nog niet zo slecht is. Het is alleszins een spiegelbeeld met karakter, met al die rimpels en littekens.’
‘Je moest eens weten.’
‘En jij? Ben jij nooit kwaad?’
‘Ja, ik ben kwaad op mijn machteloosheid. Als ik terugdenk aan toen, dan heb ik waarschijnlijk alles gedaan wat ik kon, alles wat in mijn handen lag. En toch zal het altijd te weinig lijken. Maar goed, dat zal wel nooit helemaal helen. Misschien moet ik gewoon af en toe heel lang gekoesterd worden, tot ik helemaal warm ben vanbinnen. Of zoiets, het klinkt bijna alsof ik zelf een klein meisje ben.’
‘Verbaast het jou ook niet hoezeer een deel van je gevoelens, als je ze echt en onverbloemd zou verwoorden, eigenlijk die van een kleine jongen of meisje zijn?’
‘Ja, dat denk ik ook wel eens. Misschien is het niet zo erg als je dat weet, je hoeft het verder niet hardop te zeggen.’
‘Nee, daar doen we niet aan.’
‘Soms, als ik naast je zit, dan is het alsof er zo’n grote rust van je uitgaat. Alsof de dingen stoppen bij jou. Alles wat daar in die woeste wereld in beweging is, alles wat rondtolt, soms is het alsof dat allemaal kan stoppen bij jou.’
‘Als dat waar was, dan zou het heel mooi zijn. Misschien is het wel een mooi doel in het leven.’
‘Misschien heb je er al wel een deel van bereikt. Zou je dat niet gewoon kunnen geloven? Gewoon aanvaarden dat je toch al iets hebt bereikt van wat je voor jezelf wilde.’
‘Ik zal het proberen. Als ik naar jou kijk, dan zie ik vaak die drang. Ik kan het niet anders verwoorden dan zo. Het is iets in je ogen, en eigenlijk ook in je hele lichaam. Er is zoveel dat je wilt, op zo’n moment. En je lijkt klaar om desnoods door de muur te lopen. Op andere momenten kan het ook weg zijn, maar ik weet dat het altijd weer terug zal komen. Daar kijk ik graag naar bij jou.’
‘Zullen we daar bovenaan de heuvel even gaan zitten?’
‘Misschien is het wel tijd voor een middagdutje.’
‘Dat zal wel, alsof je daar nu ineens wel zin in zou hebben?’
‘Ik moet toch ooit mijn leven beteren, of niet soms?’
‘Het is al goed onnozelaar.’

1 opmerking:

http://uvi.skynetblogs.be/ zei

"
Op zo’n moment is het goed ... dat ik niemand moet zijn voor iemand."

Maar dat je gewoon 'iemand' mag zijn.
Zomaar. Zonder meer.

Zoals de wind in de bomen hangt
en aan de beukenhaag frutselt.
Zoals de zon speelt met haar schaduw.
Zoals de beek ongemoeid vloeit ...

Zie je dat kind daar ...?

Zo iemand ...

.