De trein beweegt door het landschap. Op en neer naar het feest. En zo bijna een hele dag onderweg. Met alleen het bewegende landschap daarbuiten, een wat vermoeid lichaam dat dringend wat zou moeten bijslapen, beelden die vrij heen en weer kunnen bewegen in mijn hoofd, en vooral een stapeltje kranten en boeken. Een feest dus ook.
Een mooie zin van gisteren blijft hangen. Ik zag hem al enkele keren, las al veel van hem, en nu zit hij vooraan aan de tafel voor een boeiende discussie. We zijn met velen in deze zaal. Ik zit met mijn rug naar het open raam. Soms is het iets te fris, de lucht die zijn weg rondom mij zoekt. Maar als we het anders doen, beginnen de mensen aan de andere kant van de zaal, verder weg van het raam, een beetje te veel te zwijmelen. Hij zegt: “Niet alles moet leuk zijn.” Het is natuurlijk een repliek in een debat, maar ook op zich is het een mooie zin. Niet alles moet gemakkelijk en prettig zijn. Sommige dingen mogen ook een inspanning vragen. Je kunt ook dingen doen omdat ze voor een ander, zelfs voor iemand die je niet kent, of voor het geheel goed zijn. Zoeken naar de juiste maat, naar de juiste weg van het midden, er is niets mis mee, integendeel. Misschien kun je dankbaarder zijn voor genot en geluk en schoonheid als ze er niet de hele tijd zijn.
Ondertussen begint het ritme van de trein mijn hoofd stilaan wakker te maken. In het interview heeft de schrijfster het ook over de schoonheid. “Waarom al die schoonheid op de wereld, als alles toch weer verdwijnt? Het is de basis van melancholie: dat alles kortstondig en zinloos is.” Een zin die je even door je hoofd moet laten gaan. Misschien is schoonheid wel het enige antwoord op de vragen die de melancholie je stelt. De liefde tussen mensen, een mooie vorm van schoonheid, lijdt vaak onder de vergankelijkheid der dingen. Ze kan niet lopen zoals je wilt, ze kan voorbij gaan. En tegelijk is ze het enige antwoord op haar eigen existentiële twijfel. Ook het romanpersonage uit het boek in kwestie lijkt tot die conclusie te komen. De schrijfster ging zelf ook door een periode van liefdesverdriet. “Kierkegaard zei dat het geluk geen deur is die naar binnen opengaat; je kan er dus niet tegenaan stormen en verwachten dat ze opengaat. Uiteindelijk is mij dit jaar wel iets overkomen: ik heb de deur naar buiten voelen opengaan.” Mooi.
We zijn al bijna over de grens. In het landschap kun je aan de vorm van de boerderijen proberen te zien wanneer je in het andere land bent. Helemaal goed kun je het niet zien. Gelukkig maar. Een interview met een filosofe. “Tegenwoordig zijn mensen zo weinig bestand tegen iets ‘niet hebben’. Ze denken dat ze al hun verlangens en behoeften kunnen invullen. Maar op den duur worden de zaken omgedraaid: we denken nog maar dat we dorst hebben en weten al waar de drank te vinden is. Weten dat we ergens vervulling kunnen vinden, creëert de behoefte. Op die manier worden we verslaafden, onbevredigbaar, verslaafd aan telkens weer een nieuw verlangen.” De zinnen gaan verder dan het onderwerp van het interview. Ze verdienen een beetje tijd om rustig te resoneren. Ze verdienen het om af en toe luidop uitgesproken te worden.
De kranten zijn gelezen, het is tijd voor het boek. Het was een tijd blijven liggen. Het moet eerst even opnieuw benaderd worden. Zoals je soms weer even moet wennen aan iemand die je een tijd niet zag. Je wilt eerst weer even dichterbij komen. Even het ritme van die ander voelen, even de geur van die ander weer opsnuiven, even de woorden betasten die van die ander zijn. Dus even terug in het boek, in het stuk dat al als gelezen werd beschouwd, volgens de plaats van de mooie bladwijzer. Het hoort bij het ritueel van het lezen, de kaart die als bladwijzer dienst doet netjes opzij leggen, steeds binnen oogbereik. Maar nu dus even terug. Even weer alle plekken aanraken van het boek tot hier, tot waar het weer verder zal gaan. Even terug gaan, om daarna beter vooruit te kunnen gaan. Een beetje verlegen in de herkenning. Tot je na een tijdje voelt hoe jouw adem en die van het boek weer gelijk beginnen te lopen. Hoe het lot noodzakelijkerwijze twee mensen samenbrengt. En hoe dat in een gecondenseerd moment duidelijk wordt. Onvermijdbaar. Bij de laatste overstap snel hollen van het ene naar het andere perron, om toch een half uur eerder thuis te zijn, en nog iets te kunnen eten. En dan tijdens het laatste deel van de rit vaststellen dat de reis net te vroeg voorbij zal zijn, net te vroeg om het einde van het boek te halen.
Een mooie zin van gisteren blijft hangen. Ik zag hem al enkele keren, las al veel van hem, en nu zit hij vooraan aan de tafel voor een boeiende discussie. We zijn met velen in deze zaal. Ik zit met mijn rug naar het open raam. Soms is het iets te fris, de lucht die zijn weg rondom mij zoekt. Maar als we het anders doen, beginnen de mensen aan de andere kant van de zaal, verder weg van het raam, een beetje te veel te zwijmelen. Hij zegt: “Niet alles moet leuk zijn.” Het is natuurlijk een repliek in een debat, maar ook op zich is het een mooie zin. Niet alles moet gemakkelijk en prettig zijn. Sommige dingen mogen ook een inspanning vragen. Je kunt ook dingen doen omdat ze voor een ander, zelfs voor iemand die je niet kent, of voor het geheel goed zijn. Zoeken naar de juiste maat, naar de juiste weg van het midden, er is niets mis mee, integendeel. Misschien kun je dankbaarder zijn voor genot en geluk en schoonheid als ze er niet de hele tijd zijn.
Ondertussen begint het ritme van de trein mijn hoofd stilaan wakker te maken. In het interview heeft de schrijfster het ook over de schoonheid. “Waarom al die schoonheid op de wereld, als alles toch weer verdwijnt? Het is de basis van melancholie: dat alles kortstondig en zinloos is.” Een zin die je even door je hoofd moet laten gaan. Misschien is schoonheid wel het enige antwoord op de vragen die de melancholie je stelt. De liefde tussen mensen, een mooie vorm van schoonheid, lijdt vaak onder de vergankelijkheid der dingen. Ze kan niet lopen zoals je wilt, ze kan voorbij gaan. En tegelijk is ze het enige antwoord op haar eigen existentiële twijfel. Ook het romanpersonage uit het boek in kwestie lijkt tot die conclusie te komen. De schrijfster ging zelf ook door een periode van liefdesverdriet. “Kierkegaard zei dat het geluk geen deur is die naar binnen opengaat; je kan er dus niet tegenaan stormen en verwachten dat ze opengaat. Uiteindelijk is mij dit jaar wel iets overkomen: ik heb de deur naar buiten voelen opengaan.” Mooi.
We zijn al bijna over de grens. In het landschap kun je aan de vorm van de boerderijen proberen te zien wanneer je in het andere land bent. Helemaal goed kun je het niet zien. Gelukkig maar. Een interview met een filosofe. “Tegenwoordig zijn mensen zo weinig bestand tegen iets ‘niet hebben’. Ze denken dat ze al hun verlangens en behoeften kunnen invullen. Maar op den duur worden de zaken omgedraaid: we denken nog maar dat we dorst hebben en weten al waar de drank te vinden is. Weten dat we ergens vervulling kunnen vinden, creëert de behoefte. Op die manier worden we verslaafden, onbevredigbaar, verslaafd aan telkens weer een nieuw verlangen.” De zinnen gaan verder dan het onderwerp van het interview. Ze verdienen een beetje tijd om rustig te resoneren. Ze verdienen het om af en toe luidop uitgesproken te worden.
De kranten zijn gelezen, het is tijd voor het boek. Het was een tijd blijven liggen. Het moet eerst even opnieuw benaderd worden. Zoals je soms weer even moet wennen aan iemand die je een tijd niet zag. Je wilt eerst weer even dichterbij komen. Even het ritme van die ander voelen, even de geur van die ander weer opsnuiven, even de woorden betasten die van die ander zijn. Dus even terug in het boek, in het stuk dat al als gelezen werd beschouwd, volgens de plaats van de mooie bladwijzer. Het hoort bij het ritueel van het lezen, de kaart die als bladwijzer dienst doet netjes opzij leggen, steeds binnen oogbereik. Maar nu dus even terug. Even weer alle plekken aanraken van het boek tot hier, tot waar het weer verder zal gaan. Even terug gaan, om daarna beter vooruit te kunnen gaan. Een beetje verlegen in de herkenning. Tot je na een tijdje voelt hoe jouw adem en die van het boek weer gelijk beginnen te lopen. Hoe het lot noodzakelijkerwijze twee mensen samenbrengt. En hoe dat in een gecondenseerd moment duidelijk wordt. Onvermijdbaar. Bij de laatste overstap snel hollen van het ene naar het andere perron, om toch een half uur eerder thuis te zijn, en nog iets te kunnen eten. En dan tijdens het laatste deel van de rit vaststellen dat de reis net te vroeg voorbij zal zijn, net te vroeg om het einde van het boek te halen.
2 opmerkingen:
“Niet alles moet leuk zijn.”
Leuk. Onze kinderen zeggen tegenwoordig: 'leuk'.
Ik heb er een lichte aversie voor.
Het is zo'n neutraal woord.
Een 'passe-partout'. Een stoplap.
Ik denk dan aan 'madiwodo', programma van radio 1. Ooit. Op zondagochtend van negen tot tien.
Iemand houdt een dagboek bij.
Julien Schoenaerts. Zijn eerste dag in Holland.
Hij hoort voor de eerste keer leuk.
Hij houdt er niet zo van.
Ik hou meer van vrolijk, plezierig, plezant en nog andere leuke woorden.
"Misschien is schoonheid wel het enige antwoord op de vragen die de melancholie je stelt."
Of 'Een verlangen naar ontroostbaarheid.'.
Je weet wel.
.
Een reactie posten