06 december 2009

Oud genoeg

‘Zie ons hier liggen.’
‘Hoezo? Is er iets mis mee?’
‘Nee hoor, helemaal niet. Ik zie veel mooie dingen.’
‘Wat is er dan?’
‘Laat maar, ik dacht gewoon aan iets.’
‘Wat dan?’
‘Hoe we oud zullen worden. Denk je daar dan nooit aan?’
‘Soms wel.’
‘Soms denk ik dat alles vanzelf zal gaan, dat het gewoon doorloopt zoals het nu is. Gewoon. Dat het dus alleen langer duurt of zo. En soms ben ik bang dat mijn hoofd gewoon door zal gaan, zoals het altijd al deed. Een hoofd van hoogstens een grote jongen. Maar een lijf dat zijn eigen weg zal gaan. Een afslag neemt. En dan langzaam uit elkaar begint te vallen.’
‘Wat zeg je nu, uit elkaar vallen. Zorg er maar voor dat dat niet gebeurt, jij mag niet uit elkaar vallen.’
‘Jij wel dan misschien?’
‘Nee, ik ook niet, maar dat lijkt me minder erg.’
‘Wat is dat nu voor een onzin. De kans is groter dat het mij zal overkomen, trouwens. Er zijn nu al veel kosten aan, aan mijn carrosserie.’
‘Ik heb eigenlijk niet graag dat je er te veel mee lacht. Dit is ernstig, voor mij toch.’
‘Dat weet ik wel, maar je mag toch een beetje met jezelf lachen, dat helpt toch.’
‘Natuurlijk wel. Ik weet het eigenlijk niet.’
‘Waar ben je dan bang voor?’
‘Misschien ben ik bang voor de verandering die zal komen, sowieso. Als ik eerlijk ben, wil ik waarschijnlijk niet dat jij verandert. Het is niet erg dat je grijzer of kaler wordt of zo, daar gaat het niet om. Maar tegelijk is dat ook een teken dat je een beetje weg aan het gaan bent.’
‘Maar je kunt de tijd toch niet tegenhouden?’
‘Ik weet het.’
‘Maar je zou het zo graag willen?’
‘Soms misschien. Laat maar, ik weet het niet zo goed. Je moet in elk geval goed voor jezelf zorgen, beloof het me.’
‘Ik beloof het je.’
‘Echt?’
‘Echt.’
‘Dan is het goed.’
‘Maar ook als we allebei goed voor onszelf zorgen, kan het toch nog zijn dat ons hoofd en ons lichaam, dat mooie lichaam in jouw geval, een verschillende weg zullen gaan. Dat je in je hoofd nog een meisje bent, alsof er nauwelijks iets veranderd is. Denk je niet dat je dan kwaad zult worden?’
‘Ja, misschien wel. Ik vind het moeilijk om erover na te denken.’
‘Je durft het niet misschien.’
‘Ik durf het niet goed, dat klopt waarschijnlijk wel.’
‘Ik hoop dat ik genoeg kracht vind in dat hoofd. Dat er woorden uit zullen blijven komen. Dat ik kan blijven schrijven. Misschien nog wel veel meer dan nu. En als ik dan terwijl naar jou kan kijken, dan hoef ik mezelf niet al te veel te zien. Dan is alles wel goed.’
‘Maar wil dat dan zeggen dat ik niet mag veranderen?’
‘Natuurlijk wel. Misschien zie ik ook wel altijd het meisje, ook aan de buitenkant. Zou dat niet kunnen?’
‘Je moet jezelf en mij niet te veel wijsmaken. Zo zal het niet zijn.’
‘Maar ik wil dat het zo is.’
‘Dat zal wel, maar dat is niet genoeg.’
‘Denk je soms ook niet dat we in het leven te veel tijd verliezen? Ik bedoel tijd voor de echt belangrijke dingen. We doen wat we moeten doen, wat we denken dat goed is. We proberen de beste keuzes te maken, alles goed in te schatten. Maar soms denk je toch dat je daardoor het leven een beetje voorbij hebt laten gaan.’
‘Ja. Maar ik denk daar al lang niet meer aan. Het besef helpt toch niet.’
‘Weet je wat volgens mij wel helpt?’
‘Wat dan?’
‘Veel kietelen.’
‘Nou doe je het weer, alles weglachen wat je eerst zelf hebt gezegd. Dat mag je niet doen, dat is niet eerlijk.’
‘Je hebt gelijk.’
‘Dat wil natuurlijk niet zeggen dat er iets mis is met kietelen.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Zolang ik maar diegene ben die mag kietelen.’

Geen opmerkingen: