25 april 2010

Het gras



‘Ben je wakker?’
‘Ja. Ik hoorde je, en toen ben ik maar opgestaan.’
‘Dat is goed.’
‘Waar kijk je naar?’
‘Moet ik dat zeggen?’
‘Nee, laat maar.’
‘’s Morgens ook, niet alleen ’s avonds, dat dacht ik.’
‘Ja, dat zal wel.’
‘Ik werd wakker, en ik dacht dat het tijd was voor de tuin.’
‘Dat zou je wel kunnen zeggen ja.’
‘Ik heb hem lang laten liggen, alsof ik op iets wachtte. Misschien wachtte ik wel op iemand, dat kan ook.’
‘Ik denk dat je te veel gezwegen hebt in de winter. Je moet niet alleen denken aan je tuin, je moet er ook tegen praten. Zie je dat niet, dat die tuin snakt naar jouw aandacht?’
‘Mijn aandacht? Ik schaam me er altijd een beetje voor, denk dat ik wel alles verkeerd zal doen.’
‘Dat denk ik niet. Doe maar gewoon verder, straks help ik wel een beetje. Nu nog niet, nu ga ik gewoon naar je kijken. Dat is ook beter voor de tuin.’
‘Hier gaat het gras elk jaar weg. Ik heb net nieuw gras gezaaid. Kijk, je ziet het nog liggen. Nu zou het even mogen regenen. En daarna weer veel zon dan.’
‘Wat zou je doen als het nu zou beginnen regenen?’
‘Hier blijven zitten natuurlijk. Jij ook?’
‘Natuurlijk, wat dacht je.’
‘Ik denk dat ik me niet alleen tegenover de tuin schaamde, ook een beetje tegenover jou.’
‘Dat hoeft helemaal niet, zeker niet nu je bezig bent. Laat me maar kijken, ik leer veel over jou zo.’
‘Ik was al heel vroeg wakker. Jij sliep nog diep. En ik hoorde de vogels. Ik heb even geweend. Alles leek zo vredig.’
‘Ik was ’s nachts nog enkele keren wakker geworden. Ik hoorde de mensen die op straat voorbij kwamen. Op weg naar huis.’
‘Misschien moet jij straks ook een verhaal vertellen tegen de tuin.’
‘Misschien wel. Of misschien is het vandaag nog te vroeg, en is morgen beter.’
‘Ik ben blij met wat je me vertelde gisteren.’
‘Ja? Deed het geen pijn?’
‘Nee, eigenlijk niet. Alles klopte beter zo, en ik kon het beter vertrouwen.’
‘Je kunt goed luisteren, dat viel me weer op.’
‘Ik had het gevoel dat we tijd hadden, veel tijd, en dat is belangrijk voor mij.’
‘Ja, tijd. Ik weet niet wat de tijd nog gaat doen met mij.’
‘Goede dingen, denk ik. Maar ik denk dat je er niet op mag wachten, want dan komen ze niet.’
‘Dat is mooi gezegd. Vergeet je tuin niet, ondertussen.’
‘Nee hoor. Ik heb ook nog een zakje met bloemenzaad. Waar zouden we dat, ja, hoe zeg je dat: strooien of planten?’
‘Welke bloemen zijn het?’
‘Dat weet ik niet, kijk maar op het pakje daar.’
‘Grappig, ik moet ineens denken aan die doosjes met spul om je haar te kleuren. De kleur van het haar van die madammen op die pakjes is altijd anders dan de kleur die het op je eigen haar heeft. Waarom zouden ze dat doen eigenlijk? Bij bloemen is dat soms ook, maar daar is het misschien minder erg.’
‘Soms stel je je ook een bepaald boek voor, op basis van de foto op de omslag, en dan kan dat ook geweldig tegenvallen. Dat het boek wel goed is of zo, maar dat de foto er helemaal niet bij past.’
‘Ik denk vaak dat mijn hoofd ’s morgens nooit het hoofd is zoals het op het doosje zou moeten staan.’
‘Dat valt nog heel erg mee hoor. Er zijn misschien enkele lijnen en plooien extra, zoals daar onder meer, maar die trekken wel weer weg, naarmate de dag vordert.’
‘Ik denk dat de bloemen daar moeten komen, in die grote bak. Wat daar nu in staat, zouden sommigen onkruid noemen. Ik weet dat jij niet van dat woord houdt, maar het zou volgens mij nog beter zijn om daar die bloemen in te laten komen.’
‘Dan doen we dat zo.’
‘Heb jij soms spijt? Als je terugkijkt naar de dingen, naar hoe alles gelopen is. Ik wou bijna zeggen: nu we zo oud geworden zijn. Maar dat doe ik maar niet.’
‘Nee, ik heb geen spijt. Spijt heb ik afgeleerd denk ik, het vroeg te veel energie, en te veel tijd. Zou je het aan de tuin vragen, of die spijt heeft?’
‘Nee, dat denk ik niet. Je hebt gelijk.’
‘Jij kunt beter tegen de zon dan ik, ik zie het weer. Daar ben ik soms wel een beetje jaloers op. Niet dat ik geweldig wil gaan zonnen of zo, verre van, maar soms zou ik graag de zon gewoon een beetje toelaten op mijn huid, een stukje van de dag.’
‘Misschien kun je het wel iets meer doen dan tot nu toe, in kleine stukjes.’
‘Vertel je straks verder waar je gisteren gestopt was?’
‘Ja, dat zal ik doen. Maar eerst hebben we nog een hele dag, hier in de tuin.’

Geen opmerkingen: