03 april 2010

Partita


Je kunt verdwijnen in die partita’s, eens je jezelf erin loslaat. Je hoort ze, die zes, dit keer op een piano gespeeld. Er is een aanwezigheid in die muziek. Tegelijk hevig, en abstract. Alsof ze in zwart en wit zijn, niet in andere kleuren. En toch zoveel kleur lijken te zijn.

Soms zou je willen dat je leven zo was. Als die heldere lijn die je hoort. Alleen maar betekenis. Alleen maar noten. Alles uitgezuiverd tot wat er overblijft, na het indikken. Alles wat je zou kunnen afleiden achter je gelaten.

Soms zou je willen kunnen bewegen zoals het eerste deel van de eerste partita. Naakt in de ruimte. En alleen die bewegingen overgehouden. Je ziet hoe je handen zouden gaan, hoe het zou zijn. Bewegen zonder tijd, in perfecte verstandhouding met de zwaartekracht. En hoe het reikt naar iets, of toch tracht dat te doen. Misschien is het een omschrijving van verlangen. Misschien is het telkens terugkeren naar de aarde. Er zou een kleine verzoening in kunnen zijn.

Het tweede deel is een allemande. En het is alsof je eindeloos veel handen ziet. En iets dat telkens van hand naar hand wordt doorgegeven. Misschien loop je zelf op al die handen, steeds sneller. In het lopen blijven ze stevig. Tot de beweging zich in zichzelf keert. Je komt terug bij jezelf, kunt niet van jezelf weglopen.

Het derde deel is een trotse corrente. Borst vooruit. Je laat jezelf zien. Soepel van de ene op de andere voet. Je buigt even voorover, en wordt dan naar achter getrokken, terwijl je zelf naar voor zou willen. Misschien is het de zee die je naar zich toe trekt, niet meer los wil laten. Je beweegt uiteindelijk toch op de rand van het water en het land.

De sarabande lijkt vol van gestileerde pijn. Je beweegt en kijkt de ander aan. Met een gelaat dat moeite doet om ernstig te blijven. Alsof je de dingen beheerst. Maar onder de huid, onder het wateroppervlak, daar is het dat alles gebeurt. Daar zou alles uit elkaar kunnen vallen. Even krijg je het te zien. Even is er een golf, een trage brede beweging die uitnodigt om naar binnen te kijken. Dan is het te zien, wat er werkelijk gebeurt onder die laag. Alles wat niet gezegd mag worden.

Een eerste menuet. Je loopt weer vooruit. Maar wie goed luistert, hoort hoe sommige tonen uit elkaar lijken te vallen. Het geeft niet. Er is een beweging van het hoofd. De rest van het lichaam volgt. De vingers zoeken huid, als waren het toetsen.

Een tweede menuet. Statig als een kuis ritueel begint het. Het spel van aantrekken en afstoten. Er wordt gekeken. Ze nemen elkaar mee, in een gecontroleerde wervelwind. Laten nooit helemaal los. Maar toch bijna.

De gigue sluit het af. Na elk tasten naar de hoogte volgt een zoete kleine waterval. Het water stroomt telkens als uit de kieren van. Alsof je ook telkens uit zou kunnen ademen. Voor je je weer opricht voor wat er daarna zal komen. Even lijkt alles te aarzelen aan de oppervlakte, aan een horizon. Tot het zich een kwartslag draait en weer helemaal opnieuw begint. Als de getijden van de ziel. Het eindpunt is onverwacht.

En je vraag je af waar je vandaan komt. Je weet niet meer hoe die beweging van het praeludium klonk. Je zult ze herkennen als je ze opnieuw zou horen. Je zou terug willen. Om het nog eens te doen. Nog eens op het podium te staan in die gesloten ruimte.

De zelfde partita begint nog eens opnieuw. Zou je nog dezelfde bewegingen kunnen maken? Of zie je gewoon meer, wat je ook doet? Als een ritueel dat troost. Je gaat anders ademen. Je voelt hoe je lichaam je vult met die noten. Je zou alleen nog maar dat willen zijn. Of toch zo lang het duurt.

In elke noot die je hoort verdwijnt een noot, onherroepelijk. De volheid van betekenis is alleen te vatten in het verglijden van de tijd. Dat alles is er enkel in het verlies, in het verdwijnen. Geen enkele noot kun je vasthouden. Gelukkig kan de herkenning van het ongrijpbare groeien. Gelukkig kun je telkens opnieuw luisteren. Dichter bij het vuur kun je niet komen, waarschijnlijk.

Geen opmerkingen: