18 november 2010

De huig


Het leven is ingewikkeld, dat was al geweten. Je moet wat doen om overeind te blijven, en overal met alles in orde. En al doe je nog zo je best om met alle formaliteiten, verplichtingen en verwachtingen in vrede te leven, toch bereik je nooit de ultieme rust, zo lijkt het wel. Maar misschien is dat idee van de ultieme rust wel het verkeerde idee.

Je zit te wachten in de rij aan de dienst bevolking. Je zit hier letterlijk tussen de hele wereld. Alle kleuren van huid en lelijke trainingspakken door elkaar. Iedereen hoopt stiekem toch eerder geholpen te worden dan al die andere wachtenden. En hoewel het telkens herhaald wordt, zijn er de hele tijd mensen die het nummertjessysteem niet vertrouwen. “Die heeft een nummertje na mij en is toch voor mij geholpen, hoe kan dat?” “U komt niet in die volgorde mevrouw, het hangt af van het soort vraag dat u heeft.” “Maar waarom komt die met een nummertje na mij dan toch voor mij aan de beurt?” En zo gaat het nog een tijdje door. Helemaal geconcentreerd op het bord met de nummers die opgeroepen worden, stel je ineens vast dat jouw nummertje toch al gepasseerd is. Onbegrijpelijk. Je haalt snel een ander nummertje. Je had 202 en nu heb je 203. Ondertussen heb je uitgebreid proberen uit te leggen aan de Aziatische studente naast je, met het nummer 909, dat het feit dat 910 al geweest is niet noodzakelijk wil zeggen dat haar beurt voorbij is. Ze lijkt het niet helemaal te vertrouwen, en jijzelf eigenlijk ook niet, maar je doet alsof je het heel erg gelooft. En ja hoor, daar floept 909 op het scherm. Je zit er nog altijd een beetje zenuwachtig. Je bent opgeroepen om je identiteitskaart opnieuw te laten instellen of zo. Je zit in de categorie ‘adreswijziging na bezoek wijkagent’ of iets in die zin. Je kreeg een brief met wat je moest meebrengen. Waaronder ook je PUK- en PINcode. Jeetje… Waar ligt die in godsnaam nu weer? Je hebt die duidelijk nog nooit nodig gehad. Je had die stapel nog te klasseren documenten al drie keer helemaal doorgenomen. Je hebt hier in de rij al allerlei excuses voorbereid die je zou kunnen gebruiken. En toch… Ineens bedenk je nog een plek waar ze ook zouden kunnen zijn, en ja hoor: daar zijn ze. Een of andere goddelijke voorzienigheid heeft er ongetwijfeld voor gezorgd dat je 202 niet gezien had, want het vinden van de PUK en PIN situeerde zich tussen 202 en 203.

Je had het al langer door, maar al die anderen nog niet. De rij aan het ‘expressloket’ in het postkantoor is zowat altijd langer dan de wachtenden met een nummertje. Hier volgen de nummertjes wel gewoon op elkaar. Je wordt erg snel en vriendelijk geholpen door een man die je ook mooie postzegels aanbeveelt. “Mag er al kerstmis opstaan meneer?” “Nee, laat maar, er is al kerstmis genoeg.” “Ja, dat is waar, ze zijn weer vroeg dit jaar.”

Aan het onthaal in het bankkantoor, waar je nog moest langs gaan, zo had de mevrouw via de telefoon gezegd, om de gegevens van je aangepaste identiteitskaart te laten overzetten, twijfel je even. De mevrouw aan het onthaal ken je nog. Ze is ook afkomstig uit je geboortedorp. Je herinnert je nog dat ze in de middelbare meisjesschool zat, in de klas bij iemand die je kende. Zou je dat mogen zeggen? Zou je haar mogen vragen of het klopt? Je aarzelt een beetje, en zij ook blijkbaar. Het lijkt uren te duren eer al die gegevens uit de identiteitskaart zijn overgebracht op het netwerk van de bank. Wie weet wat hebben ze allemaal afgetapt? Je doet het toch maar, je staat hier nu toch. “Zou het kunnen dat jij ook van Hoogstraten bent?” “Ja hoor, en jij kende vroeger toch die en die?” Je bevestigt meteen. Ze zet een klein stapje verder. “Wil dat dan zeggen dat ik zo weinig ben veranderd in al die jaren?” Wat je opnieuw bevestigt. Het wordt nog een leuk gesprek. Het komt nog wel goed met de wereld, denk je als je weer vertrekt, op weg naar de kookwinkel om een nieuwe pan te gaan kopen.

Je zit met het kaartje in je hand te aarzelen. Je had een folder gekregen, met een kaartje, zo’n type bankkaart. Je blijkt zomaar lid te zijn van een “exclusive” club van je telefoonmaatschappij. Hoe zouden ze jou geselecteerd hebben dan? Want als ze zeggen dat je exclusive bent, dan moet dat natuurlijk ook zo zijn, probeer je jezelf nog even wijs te maken. Wat natuurlijk de bedoeling is van dit kaartje, marketinggewijs. Maar goed, volgens de speciale website, die al die exclusiviteit volop uitstraalt, zijn er allerlei voordelen. Ze komen erop neer dat jij sneller en met meer zorg zult geholpen worden. Oeps? En er zouden ook allerlei adviseurs op jou zitten wachten, die met jou een grondige doorlichting kunnen maken van je abonnementen en zo. Van zo’n GSM-abonnement begrijp je niets, maar je weet wel dat je ongetwijfeld het verkeerde abonnement hebt. Er zal ergens in het aanbod nog wel het tarief zijn op jouw maat. Je maakt via de website een afspraak met de adviseur. Je vraagt je af wat er zal gebeuren als je de winkel binnenloopt. Zou er dan iemand op je toe komen lopen, die meteen je naam weet, en je naar de ruimte voor de exclusive klanten brengt? Of had je net zo goed gewoon je nummertje kunnen trekken, en wachten?

Voor het verkrijgen van een verzekering moet je nog een extra rapport hebben. Het invullen van een lange vragenlijst volstond blijkbaar nog niet. Als voormalig kankerpatiënt heb je het voorrecht nog een extra (en nog langere) vragenlijst te krijgen, die dan ook nog eens door een dokter moet ingevuld worden. Je schaamt je een beetje dat je je dokter daarvoor moet lastigvallen. Je was van plan zelf al de meeste vragen in te vullen, om het haar gemakkelijk te maken, maar op het formulier staat dat de dokter al die vragen moet stellen. Dus gehoorzaam je maar. Ze zoekt een zwarte balpen, en je geeft haar de jouwe. Ze ploegt zich door alle vragen, en moet daarna nog enkele onderzoeken doen. “Hee, u heeft een gespleten huig, wist u dat?” Een gespleten huig? Dat moet dus een soort slangentong zijn, maar dan achter in je mond. Of dat erg is? Het valt allemaal nog mee, je gaat er niet aan dood. Het maakt zelfs helemaal niet uit. Het is alleen een beetje bijzonder. Even denk je nog dat allerlei onverklaarbare gebeurtenissen in je leven misschien wel terug te brengen zouden kunnen zijn op die gespleten huig, maar die gedachte laat je maar los. Je zegt nog even dag tegen je dokter, die iemand aan de telefoon heeft. Die balpen mag ze wel houden. Terwijl je naar huis loopt, heb je de indruk dat niemand van alle andere mensen onderweg lijkt te zien aan jou dat je een gespleten huig hebt. Of anders durven ze het niet vragen, dat kan ook natuurlijk…

Geen opmerkingen: