21 november 2010

Het landschap heeft geduld


Soms hoop je dat het warm zal zijn. Je ziet het voor je, hoe het zal zijn. Om daar te zijn waar het warm is. Je bent nog onderweg misschien, nog lang niet thuis. En je stelt het je voor.

Hoe bevrijd je je kunt voelen, na het achterlaten van ballast, zo bleek. Al die dingen, ze waren er gekomen. Ze hadden zich rondom jou verzameld. Je had genoeg ruimte om ze te kunnen ontwijken. Ze zijn er niet meer. Het overvalt je ineens, terwijl je loopt over de kasseien. Je loopt anders verder.

Je ziet de littekens in de spiegel. Er is verder niets mee aan de hand. De rest van je huid heeft zich netjes een plek gezocht. Misschien moeten ze gewoon af en toe eens bekeken worden. Als waren ze een herinnering.

Even schuiven alle beelden van alle kinderen door elkaar. Ze zijn even alleen maar toen. Je moet ze langzaam terug naar het nu halen.

Ooit was je ziek. De buitenwereld heeft allerlei subtiele manieren om je eraan te herinneren. Even leek het alsof het simpel was. Langzaam het leven terug heroveren, langzaam de wonden laten helen. Er zijn natuurlijk deuken, en dingen die anderen haperend zouden noemen. Maar het was het normale geworden. Niet dat je het was vergeten. Niet dat je het had weggeduwd uit je leven. Het voelde alleen alsof het achter je lag, zoals in een achterzak. Het hoorde bij je, natuurlijk, maar het zat gewoon in je achterzak. Tot de vragenlijst, en wat die beoogt, je eraan herinnert, dat je altijd een beetje toen zal zijn. Er is geen heling. Er is altijd toen, en dus ben jij waarschijnlijk een risico. Je zou willen uitleggen, hoeveel moeite je hebt gedaan om terug zo heel mogelijk te worden. Je zou willen wijzen naar een ander, die als alleen maar nu beschouwd wordt, en dus rustig roekeloos zou kunnen zijn. Je doet het maar niet.

Hoe alleen ben je eigenlijk? Je weet het nooit helemaal zeker. Het kan je overvallen, elk moment, op elke plaats. Soms blijft het hangen, soms verdwijnt het even snel. Soms komt het, wanneer je tussen veel anderen bent. Soms verdwijnt het wanneer je weer alleen bent. Soms weet je niet waar je naar op weg bent. Soms wil je alleen maar blijven.

Je lichaam lijkt je even in de steek te laten. Het maakt je opstandig. En eigenlijk weet je hoe het komt, al wil je het misschien niet echt weten. De dingen die je anders had kunnen doen. En de dingen die je zelf niet in de hand had. Je moet wachten, tot de rimpels op het water helemaal verdwenen zijn. Je verzetten tegen het water heeft geen zin, het zou het alleen maar erger kunnen maken.

Je kijkt door het raam van de trein. Misschien kom je langzaam terug in een ander ritme. Je komt terug, al ben je ondertussen ergens anders. Iets komt terug, wat er alleen maar kon zijn door weg te gaan, en op die andere plek de dingen te ontrafelen. Door iets opnieuw te zoeken, kwam het er voor het eerst, en pas daarna kon je terugkomen. Zo lijkt het. En je kijkt naar buiten. Er is een voorzichtig verlangen. Om te voelen hoe je je weer neerlegt in een oude bedding. En misschien zit het oude enkel in het neerleggen. Je begrijpt er steeds minder van. Maar het landschap heeft geduld.

Soms zoek je verhalen. Die je warm zullen maken. Je kunt ze zien. Je kunt zien hoe het zal zijn.

Geen opmerkingen: