13 november 2010

Gegarandeerde toegang


De discussie over grondstoffen wordt steeds meer een strategisch debat. Je hoort het tegenwoordig regelmatig, in verklaringen van bedrijfsgroepen of recent ook van de EU: wij moeten een gegarandeerde toegang hebben tot grondstoffen voor onze economie. Steeds meer begint men te beseffen dat de kostbare grondstoffen in de aarde schaars zijn, en in veel gevallen bijna uitgeput. En tegelijk ziet men dat meer spelers op de markt komen. Waar vroeger slechts enkele grote economische machten het terrein letterlijk en figuurlijk onder elkaar konden verdelen, zijn er ondertussen nieuwe groeilanden als China, India of Brazilië bij gekomen. Die nieuwe landen eisen nu hun deel op, vinden dat zij even goed recht hebben op wat anderen al langer normaal vonden, voor zichzelf. En nu duidelijk wordt dat de aarde dat niet ziet zitten, verscherpt het conflict.

Het is merkwaardig hoe een zin als ‘wij moeten een gegarandeerde toegang tot de grondstoffen hebben’ door veel mensen als een normale of zelfs terechte zin zal worden beschouwd. Stel dat je zou zeggen: ik heb recht op zoveel ton kabeljauw, dan zou dat ongeveer hetzelfde zijn. Hoewel, in het geval van kabeljauw gaat het dan nog om een in principe hernieuwbare ‘grondstof’. Maar anderzijds is er ook een gelijkenis. Stel dat je uitgangspunt is dat je menukeuze niet onderhandelbaar is, en dat je zoveel keer per week kabeljauw moet kunnen eten, en dat er dus maar genoeg kabeljauw moet worden geleverd door de zee, dan verandert dat in wezen niets aan de capaciteit van de zee om zoveel kabeljauw te leveren. Meer zelfs, door meer van die vis uit de zee te halen dan de zee opnieuw kan laten aangroeien, wordt de stock zelfs steeds kleiner, waardoor je sowieso nog minder kunt eten.

En als dan blijkt dat er aan de andere kant van de zee ineens iemand opstaat die zegt dat hij of zij vanaf nu evenveel kabeljauw wil eten als jij al doet, dan loopt het helemaal mis. Wat ga je dan zeggen tegen die andere? Dat alleen jij recht hebt op zoveel vis? Dat jij eerst was, en dat de andere dus gewoon pech heeft? Je kunt ervoor kiezen om gewoon samen zoveel vis te gaan eten, en dan ook samen ten onder te gaan. Of je zou ook kunnen kiezen voor een hoeveelheid vis die overeenkomt met de regeneratiecapaciteit van de zee, en die dan netjes verdelen over alle mensen. Je zou zelfs kunnen zeggen dat jij al jarenlang veel vis hebt gegeten, en dat je dat nu een tijdje niet gaat doen, om anderen ook de kans te geven vis te eten.

Eigenlijk is de laatste optie de enige rechtvaardige. Je gaat wat er is eerlijk verdelen, tussen de betrokkenen, binnen de grenzen van de planeet, en je houdt bovendien nog rekening met je historische verantwoordelijkheid. Nochtans is dat niet het soort verhaal dat we horen. Neem als voorbeeld de klimaatdiscussie. Velen maken zich terecht zorgen om China. De snelle economische groei in China zorgt voor een serieuze extra uitstoot van broeikasgassen. Die maakt het moeilijk om de mondiale doelstellingen snel te halen. Het is merkwaardig hoe de VS voor het eigen falend klimaatbeleid vooral naar China kijkt: als zij niets doen, doen wij ook niets. En als je alleen naar het nu-moment kijkt, lijkt dat nog niet zo raar misschien. Maar als je gaat kijken naar emissies per persoon, dan doen de Amerikanen het nog altijd veel slechter. Maar ten gronde is er meer aan de hand. Als er druppels zijn die de emmer doen overlopen, moet je dan alleen maar naar die druppels kijken, of ook naar al het water dat al in de emmer zat? Het is in wezen onethisch dat de klassieke grote economieën niet willen aangesproken worden op hun historische verantwoordelijkheid en enkel naar het nu willen kijken. De problemen zijn er evenwel niet nu gekomen, ze zijn nu het resultaat van wat vroeger is opgebouwd.

Het cynische van de klimaatuitdaging is dat als een regio als de EU nu ineens alle emissies volledig zou stoppen dat nog niet genoeg zou zijn om het probleem nog onder controle te krijgen. We zullen de nieuwe groeilanden dus wel degelijk nodig hebben, maar dan zouden we minstens onze historische verantwoordelijkheid onder ogen moeten zien, en ernaar handelen.

In de grondstoffendiscussie is het niet anders. Iedereen weet dat de levensstandaard die we in een land als België gemiddeld hebben absoluut niet uitbreidbaar is naar de hele wereld. De uitputting van grondstoffen werd jaren geleden al (zelfs vrij nauwkeurig) voorspeld. Of het einde van de olie nu 5 jaar vroeger of later is, dat maakt in wezen niets uit, het is angstaanjagend dichtbij. En jarenlang doen alsof er niets aan de hand was en tegelijk ervan uitgaan dat onze levenswijze niet ter discussie mocht worden gesteld heeft ertoe geleid dat we enorm veel tijd hebben verloren. Nu we echt voor de schaarste staan, en nu ook anderen mee willen spelen, staan we voor het uur van de waarheid.

Zo bekeken is die uitspraak over de gegarandeerde toegang helemaal niet zo ‘normaal’, integendeel. Je kunt in essentie alleen recht hebben op iets dat uitbreidbaar is naar iedereen. Alleen een duurzaam gebruik van de natuurlijke hulpbronnen, dat dus bruikbaar is door alle wereldburgers, en dat tegelijk de stock of het natuurlijk kapitaal niet vermindert, kan dan als een recht gelden. Een levenswijze die zoveel kostbare grondstoffen nodig heeft, kan dat niet zijn. Er is geen enkele zinnige reden te bedenken waarom een willekeurig land, neem Ghana, niet evenveel recht zou hebben op een even groot deel van de koek als België. Veel grondstoffen zijn bovendien eindig, je kunt dus in geen geval een ongelimiteerde toegang hebben, zelfs al zou je ze eerlijk verdelen.

De stelling over de gegarandeerde toegang heeft meer met strategische posities te maken. Nu we inzien dat de strijd scherper wordt, door meer schaarste en meer spelers, willen we nog snel onze positie veilig stellen en ons deel van de koek binnenhalen, nu er nog een koek is. Sommige verlichte geesten verstaan daaronder: we hebben nog een tijdje die grondstoffen nodig, en terwijl kunnen we een economie ontwikkelen die er minder van afhankelijk is, maar zo hoeven we toch onze levenswijze niet in vraag te stellen. Zelfs die hoop zal waarschijnlijk ongegrond blijken. De uitputting van grondstoffen zal ons in elk geval inhalen, en de verdelingsconflicten tussen landen en mensen zullen alleen maar scherper worden.

Misschien moeten we vanaf nu tegen onszelf zeggen: we moeten voor onze veiligheid een gegarandeerde toegang creëren tot een levenswijze die drastisch minder beslag legt op de planeet en die uitbreidbaar is naar alle bewoners van de aarde. Dat zou een echte koerswijziging betekenen, we zouden in de goede richting kijken om een uitweg te zoeken uit de dilemma’s waarin we terecht zullen komen. We zouden zo alleszins meer kansen hebben om een toekomst te garanderen, en was het dat niet waar het uiteindelijk om gaat?

Geen opmerkingen: