28 november 2010

Zou je het weten


Stel dat je jezelf zou tegenkomen. Misschien had je een idee, toen. Misschien had je een beeld. Van wie je zou worden, zou willen worden. Misschien was er een gevoel dat je ooit wilde bereiken. Stel dat je toen jezelf zou tegenkomen zoals je uiteindelijk geworden bent. Zou je jezelf herkennen? Zou het je beangstigen, of toch vertrouwen geven? Dat het allemaal wel goed zou komen.

Je groeit in iemand, met het ouder worden. Ergens is er een bedding. Zoals een oude puddingvorm, van een vis. Het lijkt soms alsof je door de tijd langzaam alle holtes van de vorm begint te vullen met jezelf. Maar soms weet je niet of die vorm helemaal verbonden is met toen. Elke stap van toen naar nu is gezet, de ene na de andere. Je bent dus ergens terechtgekomen. Terwijl je de stappen zette, wist je niet waar je terecht zou komen. Je zag alleen de vorige stap, en misschien de volgende, en heel vaak zag je helemaal niets, wist je niet of je ooit ergens zou komen. Het is verbonden. En toch weet je het niet. Na een tijd geeft het niet meer. Het wordt steeds gemakkelijker om te aanvaarden hoe je de vorm vult van wie je geworden bent. Ook al weet je het niet.

En al het falen, alle pijn, en alle littekens. Misschien blijft het residu. Het zakt naar beneden. Zoals de saus over de sla. Je moet alles terug door elkaar scheppen voor je weer begint. En soms lijkt het even alsof de dingen alleen zo hadden kunnen smaken. En de andere dagen kijk je naar het prachtige zonlicht op een koude zondagochtend. Hoe het de stenen en pas geplante struiken streelt. Hoe je zou kunnen denken dat het niet zo koud is, daarbuiten.

Als je lang genoeg wacht, komen de woorden wel. Misschien zou je lichaam zachter moeten zijn, je hoofd lichter. Soms zou je willen weten welke woorden zullen komen. Soms niet. Soms verlang je naar ingenomen worden. Hoe ze over je heen komen, en al je plooien glad strijken.

Dat je moet leren enkel maar de stroom te zijn. Je gewoon eraan overgeven. Dat zeg je wel eens. Het water omarmen, en niets overhouden. Alleen maar water zijn. Restanten van te veel oeververlangen achter je laten. Dat zeg je wel eens.

En soms zou je de kinderen willen zien. Wie ze geworden zouden zijn. Ze zwijgen.

Soms zou je het willen zien. Wie je zult zijn, als je dichter bij het einde komt. Om te zien of er geen spijt zal zijn, om te weten of er vrede zal zijn. En soms maakt het helemaal niets uit. Het komt gewoon, het is er misschien al.

Zou je het weten wanneer je een laatste gesprek met iemand voert? Zou je het weten als het moment daar is? Je zou altijd voorbereid moeten zijn, altijd alles al gezegd moeten hebben, zodat je nooit spijt zult krijgen.

Je hoort de ene na de andere van de Goldbergvariaties. Soms wacht je op het moment waarop de aria terug klinkt. Soms hoop je dat dat moment nooit zal komen. Is het een moment van verlossing en genade, of alleen maar het teken dat het voorbij is? Het hoort bij de muziek dat ze je ontsnapt. Alleen als je daar niet te veel aan denkt, kun je je verliezen.

En soms lijkt het alsof elke dag nu al een dag meer is. Een dag meer dan het einde dat had kunnen komen. Soms ben je ook dat vergeten, en soms is zelfs dat niet erg. Is het einde gewoon verdwenen in de stroom. Maar niet altijd.

Soms is het goed om de woorden neer te leggen, voor even. Je streelt ze nog een keer. En dan is het goed om te zwijgen. Het is maar even, zeg je nog. Je zult snel weer terug zijn. En dan gaan we weer verder, zeg je nog.

Geen opmerkingen: