09 juli 2011

De tekens

‘Kom je wat dichter bij me zitten?’
‘Zo?’
‘Ja, zo is goed.’
‘Is er iets?’
‘Nee, niet echt, ik ben blij dat je erbij bent.’
‘Je klonk wat aarzelend aan de telefoon gisteren.’
‘Dat zou kunnen, ik vond het een beetje moeilijk om je te vragen, denk ik.’
‘Ik was blij dat je me vroeg. En het kwam eigenlijk nog goed uit om een of andere reden.’
‘Heb jij nooit het gevoel alsof iedereen vertrokken is? Het overvalt me soms. Dan ben ik de hele dag druk bezig geweest, heb ik met veel mensen gesproken en zo, en dan kom ik thuis, en ineens overvalt me het gevoel dat iedereen al weg is. Zoals in een droom bijna. Dat je ineens merkt dat je alleen in een zaal bent achtergebleven en dat alle anderen al op de bus zitten of zoiets.’
‘Nee, niet echt. Soms heb ik wel het tegenovergestelde, dat iedereen die in mijn buurt is te dichtbij is of te veel is. En dan zou ik misschien wel graag alleen in die zaal zijn.’
‘Het lijkt alsof het met vlagen gaat bij mij. Misschien is het het moment nu, nu er ook echt veel mensen weggaan, voor de vakantie.’
‘En wat denk je dan?’
‘Op zo’n momenten zou ik dan soms willen dat er iemand bij me is, iemand die dicht bij me komt zitten, heel even toch. En dat het dan lijkt alsof je alle tijd hebt, ook toch voor heel even.’
‘Misschien hebben we dat allemaal wel eens.’
‘Waarschijnlijk. Bij mij was er al de hele week zo’n onrust in mijn lijf.’
‘Bij mij is er onrust als ik het gevoel heb dat ik niet weg kan. Dan moet ik naar buiten gaan, alleen, en dan gaan wandelen, door het veld of zo. Tot het weer overgaat.’
‘En is het dan moeilijk om weer terug te komen?’
‘Meestal niet. Al vind ik het wel handig als iedereen dan al slaapt of zo.’
‘En blijf je dan nog even zitten in het donker?’
‘Ja, altijd.’
‘Meestal vind ik het niet erg dat mensen komen en gaan. Je komt mensen tegen, je belt hen even op of zo, je praat even bij, en dan gaat iedereen weer naar huis. Het is goed om al die dingen te horen, en even weet je weer dat iedereen er is. En toch heb je soms het gevoel dat je zou willen dat er iemand op weg was naar jou, om te komen, en alleszins voor even te blijven.’
‘Ik herken het wel, denk ik. Soms zou ik eens een keer zo lang alleen willen zijn dat ik dat gevoel terug krijg. Ik zou mezelf helemaal leeg willen laten lopen of zo. Om pas daarna terug iets op te nemen.’
‘We zouden zo een stukje van onszelf met elkaar moeten kunnen ruilen, zo lijkt het wel. Toen ik gisteren wist dat ik vandaag weer lang op de trein zou zitten, dacht ik ineens dat ik je ook mee kon vragen. Ik wou het al lang eens doen, die reis niet alleen maken. En nu was het iets als: als er dan niemand nu op weg is naar mij, kan ik misschien wel samen met iemand op weg zijn naar ergens anders.’
‘Dat is een mooie gedachte. En misschien is het ook wel gemakkelijker. Ik zou dit eigenlijk wel eens meer willen doen, maar dat gaat natuurlijk niet.’
‘Nee, dat gaat niet, maar dat is niet zo erg. Nu is nu, dat is ook al veel.’
‘Het voelt wel bijzonder, dat je weet hoe lang het zal duren, en dat je de hele tijd gewoon kunt verdwijnen in die beweging.’
‘Ja, dat vind ik ook. Het is soms alsof alle ballast van je afglijdt, alles wat je normaal nodig hebt om de dag door te komen. Zoals praten met andere mensen, geïnteresseerd zijn, opgewekt zijn, klaar zijn voor alles. En hier verdwijnt dat allemaal een beetje, en kun je alleen zijn met jezelf, en je boek, en het landschap.’
‘En toch wilde je niet alleen zijn vandaag.’
‘Nee, niet vandaag, ik wou iemand anders kunnen voelen, een klein beetje toch.’
‘Dat was een goed idee.’
‘Vorige week zag ik een film over een man die ineens ziek werd, en in het ziekenhuis te horen kreeg dat hij kanker had. Hij was in de war. De verpleegster kwam naast hem op het bed zitten, en streelde hem in het gezicht. En hij zei dat dat de eerste keer was sinds jaren dat hij weer werd aangeraakt. Dat beeld heeft dagen in mijn hoofd gezeten.’
‘En is het goed afgelopen met hem?’
‘Ja, eigenlijk wel. Hij stierf uiteindelijk wel, maar in de film gebeurden er eerst nog allemaal goede dingen natuurlijk. Soms kun je daar zo echt aan toe zijn, aan zo’n romantische of melodramatische film, heb jij dat ook?’
‘Ja, natuurlijk.’
‘Dit stuk vind ik altijd heel bijzonder. Hoe het landschap hier is. Ik weet niet goed waarom, maar hier is er altijd een soort mysterie.’
‘Het is hier inderdaad heel mooi, ik kan me er wel iets bij voorstellen.’
‘Soms is het alsof het landschap hier iets wil zeggen, alsof het een teken wil geven.’
‘En welk teken is het vandaag?’
‘Zeg jij het maar.’

Geen opmerkingen: