05 juli 2012

Champagne, kaviaar en een bubbelbad

Door de winkelstraat naar huis lopen. Andermaal vaststellen dat toch zo ongeveer de gehele mensheid te traag slentert, denk je stiekem. Er zijn mensen die beweren dat jij snel zou stappen, maar zij dwalen, vanzelfsprekend.

Grote trossen dames in de winkelstraat. Sommigen hebben hun pas gekochte spulletjes al aan, denk je. Truitjes en broeken die net iets te ambitieus zijn qua strak in het vel zitten voor de lijven die zich daaronder bevinden. Enigszins afgrijselijke tijgervelpakjes en netkousen. (Waren die niet bij wet verboden, die pakjes?) Gelukkig ook veel felle kleuren. Veel decolletévarianten. Fleurige gezichten. Droevige gezichten. Lege gezichten.

Soms hoor je flarden van gesprekken zomaar voorbij waaien. “En? Heb je hem nog gebeld? Heb je het hem nu eindelijk gezegd?”

Niet iedereen is even lief voor de medemens, zo blijkt. “En als ik hem nog eens tegenkom, dan gaat hij eraan. Ik pak een mes en snij zijn keel over. Zeker weten.” Je stapt toch even wat sneller door.

Drie vriendinnen, vermoedelijk, over het midden van de straat. Ze roepen allerlei dingen tegen elkaar. Het lijkt een belangwekkende discussie. “Champagne, kaviaar en een bubbelbad!”

De rest van het gesprek kun je jammer genoeg niet horen. Maar aan de ogen te zien, moet het iets met het concept genot te maken hebben. Met een hogere vorm van genot, blijkbaar.

In het kader van de winkelstraatmindfulness, je openstellen voor alles wat zich aandient in het hier en nu, probeer je je er iets bij voor te stellen. Van dat hogere genot dus.

Het moet zo ongeveer het meest gruwelijke horrorscenario zijn. Je stelt je voor dat je een week op een cruise wordt gedropt. En dat je dan de hele tijd in een bubbelbad moet zitten. Met vier geblondeerde vrouwen, of zo. Kunnen ook drie geblondeerde en een gewone zijn. Die dan de hele tijd kaviaar willen eten. Je begint nog dapper aan een fijn gesprek, zo neem je je voor. Over dat goddelijke deeltje dat ze juist gevonden hebben. Over de nieuwe plaat van Bob Dylan die er in het najaar aan gaat komen. Over de invulling van het begrip ‘efficiëntie’ in een VOKA-debat. Over het plezier van ijsjes eten in de regen. Over die geweldige actrice in The Bridge. Over het verschil tussen WPIEI, CODEV en CONUN. En over hoe je ’s morgens zou kunnen weten of je je regenjas nu al dan niet mee moet nemen.

De vier vrouwen in het bubbelbad kijken je met een enigszins vernietigende blik aan. Blijkt dat ze alleen willen praten over nagellak. En ook over Tom Cruise. Die weer op de markt is. En die – volgens hen dan, maar jou ontgaat het volledig – een dierlijke aantrekkingskracht zou hebben. Je probeert nog heel even iets over Katie Holmes, maar dat is volgens hen een treezebees of zo. Vooral iemand die in de weg liep, qua Tom Cruise dan, tot nu toe.

Gelukkig is er nog champagne, denk je. Hoewel ook dat weer een dilemma is. Champagne is lekker. Maar om je te helpen om nog beter de diepe innerlijke schoonheid te zien van de dames in kwestie, zou je meer dan een glas champagne moeten drinken. Wat dan weer tot enige vorm van zeer lichte dronkenschap aanleiding zou kunnen geven. Wat dan daarna weer als een vorm van controleverlies zou kunnen worden beschouwd. Wat enigszins beangstigend is, qua vooruitzicht dan.

Die horrorgedachten blijken wel goed te zijn om je aandacht af te leiden. Ongemerkt ben je al bijna thuis. Gelukkig heb je op die manier niet over je eigen genot moeten nadenken.

Je probeert je hoofd weer helemaal leeg te maken. Aan de overkant van de straat staat een mama klaar met de bakfiets om te vertrekken. Vooraan in de bak zit een kleine jongen. Hij zet zijn zonnebril op, schuift wat naar voor, neemt de randen van de bak stevig vast, en roept: “Jui! We kunnen vertrekken!” Hij zegt net niet broembroem of zo. Misschien zijn de postmoderne fantasieën van jongetjes van 2012 al niet meer gemotoriseerd? Misschien hebben ze de bakfiets al helemaal geïnternaliseerd als referentiepunt? Misschien is er nog hoop?

Geen opmerkingen: